De vrijheid om samen problemen op te lossen
Albert Jan Kruiter studeerde bestuurskunde, deed onderzoek naar het functioneren van de overheid en schreef in 2010 zijn proefschrift: Onze democratie en verzorgingsstaat door de ogen van Alexis de Tocqueville. Hij was in 2011 medeoprichter van het Instituut voor Publieke Waarden. 45 medewerkers werken nu aan het verbeteren van de publieke zaak: ze bieden praktische ondersteuning bij het oplossen van bureaucratische hindernissen. Tegelijk verwerven ze kennis die kan worden aangewend voor de vormgeving van nieuwe ideeën over democratie en verzorgingsstaat. In de borst van Kruiter leven twee zielen: die van de sociaal werker en die van de wetenschapper. Hij noemt zichzelf en zijn collega’s actie-onderzoekers. Ik sprak met hem over een mild despotische overheid, over de zwakte van de civil society en de democratie, en over welke kant het op moet met onze verzorgingsstaat.
Door Dirk Achterbergh
Wat fascineert je zo aan Alexis de Tocqueville? Zijn zijn geschriften anno 2024 nog van betekenis?

“Je zou kunnen zeggen dat hij in 1835 al de grondtrekken beschrijft van de huidige bureaucratische crisis. Opvallend is dat hij niet zozeer gefocust is op het systeem van wetten en regels, maar de veranderingen in de samenleving onderzoekt. De gelijkheid tussen burgers en het democratische gehalte van de samenleving nemen toe, dat proces is onomkeerbaar na de Franse Revolutie. Maar hij ziet ook dat burgers in Frankrijk zich terugtrekken in hun eigen individuele leven en in hun eigen microwereld van gezin en familie. Publieke taken worden overgelaten aan de staat, burgers verenigen zich niet meer om gezamenlijk problemen op te lossen. Zo ontbreekt er een tegenmacht ten opzichte van de centrale staat, burgers komen als onmachtig individu tegenover een machtige overheid te staan, die mild despotische trekjes gaat vertonen. Dit sociologisch proces van toenemende gelijkheid en individualisering lijkt los te staan van de bestuursvorm of politiek beleid. 1789 leek een trendbreuk maar was dat niet. Na de Franse Revolutie is de koninklijke despoot verjaagd, maar in plaats daarvan is de individuele burger onderworpen aan de bureaucratie van de staat, aan het dictaat van de klerken. De toeslagaffaire in Nederland anno 2024 is daarvan een sprekend voorbeeld. In contact met de overheid heeft te burger telkens weer een bureaucratische ervaring.
Op zijn reis door Amerika in 1831 ziet Tocqueville ook een andere werkelijkheid, namelijk burgers die zelf, in onderlinge samenwerking publieke taken op zich nemen. Daarbij moeten ze bij het stichten van een school het eens zien te worden over het lesprogramma, de een wil meer rekenen, de ander meer taal. Men weet: als we er niet uitkomen, komt er helemaal geen school, dus alleen met overleg, met geven en nemen kan resultaat worden geboekt. Dat noem ik dan de democratische ervaring: je actief inzetten, niet altijd je zin krijgen maar wel invloed hebben. Met Tocqueville denk ik dat de kwaliteit van die dagelijkse democratie, ook wel maatschappelijke democratie genoemd, rechtstreeks samenhangt met de vitaliteit van de politieke democratie. Zonder de eerste, erodeert de laatste.”
Tocqueville is populair bij rechts. Rutte en Baudet lopen met hem weg lijkt het. Hoe minder overheid, hoe beter, vrije burgers maken het zelf wel uit.
“Tocqueville wordt misbruikt om een neoliberaal verhaal te ondersteunen, om de zegeningen van de markt ten opzichte van de staat te benadrukken. Maar in 1835 was er amper sprake van een markt, dus zo’n verband is historisch gezien ongerijmd. Hij pleitte juist voor arbeiderszelfbestuur, onderlinge hulp en verzekeringen, voor een sterke civil society, voor de vrijheid van burgers om hun gezamenlijke problemen juist gezamenlijk op te lossen. Politieke partijen die Tocqueville claimen voor één kant van het verhaal, moet je altijd wantrouwen. Hij laat altijd meerdere kanten van een fenomeen zien. Individualisme heeft goede en slechte kanten. Net als bureaucratie bijvoorbeeld.
“Politieke partijen die Tocqueville claimen moet je altijd wantrouwen”
Er zijn overigens al decennia problemen in het functioneren van de overheid. De verzorgingsstaat kan zijn pretenties niet meer waarmaken. Individuele burgers vragen steeds meer van de overheid; niet alleen algemene voorzieningen, maar arrangementen die voor hen op maat gesneden zijn. Daar vertilt de overheid zich aan. Het antwoord in de jaren ’80 was de neoliberale oplossing. De overheid was te groot en te complex geworden, die moest kleiner en de markt zou taken moeten overnemen.
Ik merkte al op hoe hardnekkig onderliggende historische en sociologische processen kunnen zijn, want een breekpunt was die neoliberale wending niet. Het was de staat immers die opnieuw het burgerschap definieerde, bepaalde hoe burgers zich zouden moeten gedragen: ze moeten productief én consumptief zijn, gezondheid nastreven, zelfredzaam zijn en vooral het collectief niet tot last zijn. Ze moeten zich gedragen als een verstandig individu dat rationeel de beste keuzes maakt voor producten en diensten die de markt biedt. Koop een auto en koop een huis, het is jouw keuze en jouw individuele verantwoordelijkheid. Dit neoliberale mensbeeld en de daarbij passende wet- en regelgeving dwingt mensen ertoe om hun vrijheid op een bepaalde manier vorm te geven. Het is een soort van vrijheid die door de staat wordt gedicteerd.
Intussen is het probleem van de gebrekkig functionerende overheid niet opgelost, net zoals veertig jaar geleden loopt de zaak vast. Pretenties en ambities kunnen nog steeds niet worden waargemaakt, zie de treurige gang van zaken rond de afhandeling van de toeslagaffaire, de schaderegeling in Groningen en de problemen in de jeugdzorg.”
Wat nu? Moet de overheid weer de regie terugpakken zoals ter linkerzijde regelmatig wordt bepleit?
“Dat lijkt me erg kort door de bocht. Wat voor een overheid en welke regie wordt dan bedoeld? Tocqueville was daar al niet optimistisch over: door de onvermijdelijke individualisering verenigen burgers zich steeds minder en blijft het maatschappelijk middenveld zwak. Zo wordt er geen tegenmacht gevormd en zal de staat mild despotische trekjes blijven vertonen.
De staat geeft zijn zeggenschap niet graag uit handen en blijft de neiging houden om burgers te disciplineren en zijn normen en zijn expertise dwingend op te leggen. Ik kom dat maar al te vaak tegen in de dagelijkse praktijk. We spraken bijstandsmoeders die in één buurt wonen. Zij gaven aan dat ze best wilden werken, maar dat vervolgens de lokale kinderopvang daarbij een probleem was door personeelstekorten. Wij stelden voor om die opvang dan te organiseren samen met die moeders, die bij toerbeurt dienst zouden doen in een op te richten crèche. Zo snijdt het mes toch aan twee kanten: de gemeente is minder kwijt aan bijstandsuitkeringen en vrouwen kunnen doen wat ze graag willen, namelijk aan het werk. Maar dat stuit op allerlei systeemeisen: het plan kon niet voldoen aan de hoge eisen van opleiding en personeelsinzet die diezelfde overheid stelt aan de kinderopvang. Terwijl in het dagelijkse leven die moeders de eigen en andermans kinderen kunnen opvangen zonder gedetailleerde kwaliteitseisen. Met andere woorden: de vrijheid van burgers om gezamenlijke problemen gezamenlijk op te lossen wordt door de overheid op grond van wet- en regelgeving beknot. Door die ijzeren bureaucratische wetten is er in de kinderopvang een personeelstekort gecreëerd aan de ene kant, en zitten burgers gevangen in een uitkering aan de andere kant. Liever bijstandskeringen dan moeders aan het werk.
In een bepaald postcodegebied kwamen veel problematische schulden aan de regionale zorgverzekeraar aan het licht. Talloze hulpverleners, incassobureaus, deurwaarders en medewerkers van de zorgverzekeraar zijn dag in dag uit bezig om al die individuele schuldenaren achter de broek te zitten of iets voor hen te regelen. Door die schulden is er veel stress, gezinsproblemen, wat weer werk oplevert voor jeugdhulp en de gezondheidszorg. Al met al zijn er heel veel mensen bezig met die schulden en kost dat ook nog eens heel veel geld. Wat zou er nu gebeuren als we zeggen: we verenigen die mensen met schulden en treffen een collectieve regeling met die zorgverzekeraar. Schulden weg, stress weg, en we houden mensen en geld over. Dat geeft ruimte om andere dingen te doen, bijvoorbeeld het verduurzamen van de buurt. Juist het idee van collectieve actie, de mogelijkheid om samen problemen op te oplossen, is uit beeld verdwenen. Sterker nog: die is door de overheid onmogelijk gemaakt door uitgebreide regelgeving, die exclusief gebaseerd is op de verhouding van de individuele burger en de staat. Zo worden zelf gekozen, collectieve oplossingen, steeds weer belemmerd.
Wat bij deze voorbeelden ook meespeelt is de risico-regel-reflex: het zou maar eens mis kunnen gaan. Waar de staat telkens de verantwoordelijkheid naar zich toetrekt, is de staat bang om bij incidenten aansprakelijk te worden gesteld. Eén incident leidt dan meteen tot een waaier van kwaliteitseisen die van toepassing worden verklaard voor een hele sector. Vervolgens moet er toezicht worden gehouden en gehandhaafd, wat over de hele publieke sector gerekend tot een kwaliteitsindustrie leidt, die geld en personeel onttrekt aan de primaire dienstverlening. En dat helpt niet bepaald bij het tegengaan van personeelstekorten. Ouderenzorg, openbaar vervoer, jeugdzorg, schuldsanering, allemaal domeinen waar gezamenlijk handelen en gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers zouden helpen om de dienstverlening beter te maken, met minder mensen en voor minder geld. En ja, het zal best wel eens misgaan bij initiatieven in het middenveld, maar niet meer dan bij de overheid of in de markt nu het geval is.”
“Moeten we niet eens af van dat starre gelijkheidsdenken?”
Als groepen burgers zelf problemen gaan oplossen, krijg je dan geen rechtsongelijkheid? Dat is bij gemeentelijke WMO-regelingen al het geval, waarbij de ene gemeente anders opereert dan de andere. Dat ligt allemaal heel gevoelig.
“Dat is zo, maar is dat erg? Moeten we niet eens af van dat starre gelijkheidsdenken? Tolstoj schreef al in de openingszin van Anna Karenina: ‘Alle gelukkige gezinnen zijn op dezelfde manier gelukkig. Ongelukkige gezinnen zijn ongelukkig op een verschillende manier.’ Hebben we onze bureaucratieën niet zo ingericht dat mensen die ongelijk zijn worden uitgesloten? Daarvan worden juist de meest kwetsbaren de dupe.
In Amsterdam Zuidoost, een van de armste stadsdelen van Nederland, kwamen we erachter dat veel mensen met schulden aan instanties als de woningbouwvereniging en de zorgverzekeraar, daarnaast ook onderlinge schulden hebben. Men leent van en bij elkaar, eigenlijk kun je spreken van onderling bankieren. Als de totale schuld bij sommigen dan problematisch wordt en hun boven het hoofd groeit, komt de schuldhulpverlening in beeld. Echter dan moeten wel bonnetjes worden overlegd en die zijn er niet bij het onderling financieel verkeer. Dus die schulden kunnen niet mee in het saneringstraject. En dus kun je je buren niet afbetalen en ontwricht je die relatie. Je kan ook zeggen: die mensen zijn onderling solidair. Ze helpen elkaar. Maar dat vindt het bureaucratische systeem moeilijk om te zien.
Wil die civil society weer vleugels krijgen, dan zullen we niet gelijkheid, maar vrijheid en solidariteit als kernwaarden moeten nemen. Geef burgers de vrijheid om naar bevind van zaken zelf oplossingen te bedenken. En die kunnen van elkaar verschillen, ongelijke gevallen verdienen ook een ongelijke behandeling.
Een veel gehoord argument tegen burgerinitiatieven is dat dit iets is voor hoogopgeleiden, en dat die daarom geen steun verdienen. Mag ik erop wijzen dat de SDAP een partij was van dominees en onderwijzers, vinden we dan ook dat die partij maar niet had moeten worden opgericht? Elk nieuw initiatief begint bij slimme mensen. Dat hoeven overigens niet automatisch hoogopgeleide mensen te zijn. Rem die initiatieven niet af, maar zorg ervoor dat naast vrijheid ook solidariteit een kernwaarde is. Je ziet maar weer, Tocqueville zou ook kritisch zijn geweest op sociaaldemocratische partijen die onder het vaandel van gelijkheid initiatieven vanuit de gemeenschap met wantrouwen tegemoet treden. En die de neiging hebben solidariteit liever via de belastingdienst te willen regelen dan via het direct contact van samenwerkende burgers.”
“Zonder vitaal maatschappelijk middenveld blijven we vastlopen.”
Dus meer civilsociety, meer maatschappelijk middenveld en meer vrijheid voor groepen burgers om samen problemen op te lossen. Dat klinkt mooi, maar hoe komen we daar? Ik hoor meer ‘wij burgers eisen’ dan ‘wij burgers doen’. Voormalige volkspartijen waarin het gemeenschapsdenken nog belangrijk was krijgen nu niet veel stemmen. Is dat reden voor pessimisme?
“Hebben we een alternatief? We zien dat we overal mensen tekortkomen. Het is toch duidelijk dat als we alleen de oplossing zoeken op de as tussen overheid en markt, we niet uit de problemen komen. Zonder vitaal maatschappelijk middenveld blijven we vastlopen. Burgerinitiatieven, coöperaties en gemeenschappen die publieke taken zelf ter hand nemen bestaan al. Sterker nog, we hebben er veel ervaring mee. Woningbouwcorporaties waren ooit van huurders, scholen waren ooit van ouders, ziekenfondsen waren ooit van arbeiders. Niet dat we die nu maar klakkeloos moeten kopiëren, maar we staan wel voor de uitdaging om de civil society op een 21ste-eeuwse wijze vorm te geven. Ziegler en Gautier (Een wereld van gemeenschappen, Lemniscaat 2023) beschrijven talloze voorbeelden van geslaagde initiatieven: parkaanleg, openbaar groen, energie- en zorgcoöperaties, bijlessen voor kinderen en statushouders, lokale kroegen en buurthuizen.
Hier en daar wordt al geëxperimenteerd met een buurtbatterij. Denk je eens in: we schaffen allerlei individuele subsidies af en gemeenten of woningbouwcorporaties faciliteren de aanschaf van een buurtbatterij. Ze geven die batterij in beheer bij de bewoners. De opbrengst daarvan wordt in onderling overleg besteed. Naarmate bewoners er beter in slagen om gezamenlijk de batterij efficiënt te gebruiken, zal er ook meer opbrengst zijn. En ja, de ene groep zal er meer uit halen dan de andere, maar die verschillen worden door de overheid niet wegbelast of weggeregeld, ze worden juist omarmd om ervan te leren. Het beheer van en zeggenschap over zo’n buurtbatterij zou een mooie democratische ervaring kunnen opleveren, iets waar we juist nu veel aan zouden kunnen hebben.
Ik ben best wel optimistisch dat de urgentie breed gevoeld wordt dat we niet verder kunnen op de manier waarop we nu bezig zijn.