Boekbespreking door Herman Noordegraaf

Zo nu en dan verschijnen er biografieën van personen die vanuit hun christelijke geloofsovertuiging uitdrukkelijk kozen voor de sociaaldemocratie. Ik wil twee recente publicaties op dit vlak signaleren, namelijk de biografie van ds. J.J. Meyer en de autobiografische schetsen van David van Ooijen. Twee personen, die in veel opzichten van elkaar verschilden, maar die de genoemde verbinding gemeenschappelijk hebben.

Dominee J.J. Meijer. Foto: A. van Rossem
Dominee J.J. Meijer. Foto: A. van Rossem

Dominee J.J. Meyer

Ds. J.J. Meyer behoorde tot de zogeheten ‘Blijde Wereld-dominees’, zo genoemd naar het blad waarvan het eerste nummer verscheen op 31 oktober 1902 (Hervormingsdag!) en dat een brug wilde slaan tussen christendom en socialisme. Meyer behoorde niet tot de oprichters van dit blad, maar was daarvan vanaf 1918 redactielid, nadat hij er al eerder in had gepubliceerd. Over deze nu vrijwel alleen aan historisch ingewijden bekende persoon schreef de historicus Derk Jansen een biografie: Een kunstenaar op de kansel. Ds. J.J. Meyer (11 oktober 1878 – 18 november 1956).

De vrijzinnig-hervormde predikant Jacob Johannes Meyer was werkzaam in Noordgouwe (Schouwen-Duiveland) (1902-1906), Wijnaldum (1906-1929) en ten slotte Enkhuizen (1929-1943). Al in Noordgouwe had hij een abonnement op De Blijde Wereld, iets wat hem in zijn kerkelijke gemeente bepaald niet in dank werd afgenomen. Meyer was in zijn keuze sterk beïnvloed door publicaties van één van de oprichters van het blad, ds. S.K. Bakker, zijn voorganger in Wijnaldum. Hij volgde Bakker na diens overlijden op in de redactie. Meyer was een rode dominee naar het patroon van zijn tijd: vrijzinnig – vegetarisch – rood – blauw. Hij bracht echter nog een eigen specialiteit in: cultuur. Hij was degene die vooral schreef over kunst-literatuur, schilderkunst, bouwkunst. Meyer was de mening toegedaan dat kunst sociaal en religieus moest zijn zonder kunst daartoe te willen reduceren. Cultuur moest toegankelijk gemaakt worden ook voor de arbeiders. Kunst moest gemeenschapskunst zijn die naar hogere niveaus van kennis en weten voerde, naar een betere wereld met rechtvaardiger maatschappelijke verhoudingen. Zij moest een kracht zijn bij de morele verheffing van de mens. Met Meyer kwam het kunstzinnig element in De Blijde Wereld – dit is sedertdien een blijvend onderdeel gebleven van dit blad en zijn opvolger Tijd en Taak (vanaf 1932). Tot op het laatste nummer (in 1996) zou bijvoorbeeld op de achterkant van Tijd en Taak een gedicht staan.

‘Kunstenaar in toga’

Meyers grootste productie ligt voor 1932. Vanaf 1926 was er een afzonderlijke rubriek ‘Kunst en Socialisme’, die hij echter met anderen moest verzorgen. In 1932 bleef hij wel medewerker, maar maakte hij geen deel meer uit van de redactie, tot zijn verdriet en niet zonder spanning met de nieuwe hoofdredacteur W. Banning.

Meyer zelf was zelf geen onverdienstelijk kunstenaar en stond in de socialistische traditie waarin ambachtelijk gemaakte gebruiksvoorwerpen hoog gewaardeerd werden. Hij had lessen gevolgd in timmeren en meubelmaken. Hij ontwierp decoraties van kasten, boekomslagen, ex-libri en liet in Enkhuizen een huis ontwerpen door architect G. Feenstra, die vanuit een zelfde levensfilosofie werkte (en die als actief lid van de Woodbrookers de Woodbrookerscentra in Bentveld en Kortehemmen ontwierp). Meyer, een verwoed zeiler, bouwde zelf een zeilboot. In De Blijde Wereld heeft hij nog artikelen gepubliceerd over het schip in het algemeen, in de Waterkampioen schreef hij over het zeilen.

Ik heb slechts enige grepen gedaan uit de publicatie van Derk Jansen over deze veelzijdige en niet alledaagse predikant, die wel een ‘kunstenaar in toga’ is genoemd. Het boek is heel fraai vormgegeven in de stijl van Meyer en bevat prachtige illustraties in kleur van door Meyer ontworpen voorwerpen. Geïnteresseerden in de geschiedenis van het christen-socialisme kunnen er het nodige van hun gading in vinden. Deze studie vult een leemte in de geschiedschrijving van het christen-socialisme.

David van Ooijen. Foto: Fotoarchief Eerste Kamer
David van Ooijen. Foto: Fotoarchief Eerste Kamer

David van Ooijen

Met David van Ooijen komen we in een heel andere tijd. David van Ooijen (1939-2006) was onderwijzer, kloosterling, dominicaan en vanaf 1968 priester. Hij koos voor de PvdA en niet voor de toenmalige Katholieke Volkspartij. Hij was lid van de Provinciale Staten van Gelderland (1970-1972), van de Tweede Kamer (1971-1986) en van de Eerste Kamer (1987-1993). Op suggestie van een medebroeder was hij begonnen met het schrijven van zijn herinneringen. Hij heeft deze niet kunnen afmaken, omdat alvleesklierkanker een vroegtijdig einde aan zijn leven maakte. Uit de in de computer gevonden teksten hebben zijn vriendin Christini Manders o.p., Monique Gerritsen, zijn vroegere secretaresse en medebroeder André Lascaris o.p. een selectie gemaakt en een bewerking gemaakt. Deze zijn nu in boekvorm uitgegeven. Voorts zijn twee preken en twee interviews opgenomen alsmede de preek die André Lascaris bij de uitvaart hield. (Van Ooijen en Lascaris zijn – vermeld ik tussendoor – beiden lid geweest van het Trefpunt van Socialisme en Levensovertuiging.)

In deze uitgave vinden we herinneringen aan de jeugdjaren, zijn werkzaamheden in de politiek en de orde der dominicanen, zijn lidmaatschap van het College van Bestuur van de Open Universiteit, zijn promotie in de sociale wetenschappen over een onderwerp waarmee hij zich ook als Tweede Kamerlid had beziggehouden, het woonwagenbeleid (Je moet weg, hier komen mensen wonen, 1990) en zijn hoogleraarschap in sociaal beleid, onderwijsbeleid en onderwijsmethoden en in sociale ethiek aan de pauselijke universiteit St. Thomas (Angelicum) in Rome.

‘Rooie pater’

In zijn verhalen vertelt Van Ooijen over gebeurtenissen in zijn leven en personen die hij ontmoette. Die verhalen tonen ons de mens David van Ooijen, betrokken op concrete mensen, vooral op hen die in de knel zaten. Dat vloeide voor hem voort uit zijn geloof en vooral daarom had hij voor de PvdA gekozen. We vinden geen beschouwingen over het minderhedenbeleid (één van zijn onderwerpen als Kamerlid), maar wel een verhaal over een bezoek aan Marokko om terugkeerprojecten te bekijken. Van Ooijen was, zo noteer ik uitdrukkelijk, iemand die een grote dossierkennis had en het politieke handwerk steeds meer was gaan beheersen, maar de focus bleef op wat dat allemaal voor mensen betekende.

Ik vermeld nu enige zaken uit de gedeelten die over de politiek gaan. Hoewel de tijd van het Bisschoppelijk Mandement uit 1954, dat het lidmaatschap van de PvdA ontraadde, voorbij was, waren de anti-socialistische sentimenten in 1970 bepaald niet verdwenen. Toen hij kandidaat was voor de Provinciale Staten werd er tegen hem gefolderd en weigerde de pastoor van zijn parochie in Huissen hem nog uit te nodigen om daar te preken. Een ‘rooie pater’, dat kon toch niet! Dat met de restauratieve tendensen in de Rooms-katholieke Kerk er minder plaats kwam voor kritische mensen als Van Ooijen blijkt wel uit het gegeven dat de kerkelijke overheid hem niet hielp bij het vinden van zinvol werk na het beëindigen van zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer.

‘Biechtvader van de fractie’

Toen Van Ooijen in de Tweede Kamer kwam, kreeg hij een zitplaats direct achter fractievoorzitter Joop den Uyl met naast zich Huub Fransen en Anne Vondeling. Fransen was zijn mentor. Het was hem niet duidelijk waarom hij daar een plaats kreeg. Pas later kwam Van Ooijen er achter: ‘Joop was altijd bevreesd fouten te maken ten aanzien van het religieuze deel van de Nederlandse bevolking. Daarom wilde hij de gereformeerde (dat moet zijn: hervormde; HN) Huub Fransen en mij als theoloog uit de r.-k. kerk in zijn buurt hebben, om hem in voorkomende gevallen te ondersteunen.’ (p. 29) Van Ooijen werd op een zeker moment gekozen tot lid van het fractiebestuur. Den Uyl benoemde hem tot ‘biechtvader van de fractie’ en zo konden fractieleden met persoonlijke en andere problemen bij hem terecht.

Op deze wijze geeft Van Ooijen verhalen en impressies van mensen die hij ontmoette: koningin Juliana, Simon Peres, Johannes Rau, zijn ordegenoot Edward Schilebeeckx o.p. en vele anderen. Het maakt zijn boek tot een menselijk document met inkijkjes in politiek en de Rooms-Katholieke Kerk waarin de bekommernis om mensen er steeds weer uitspringt. Laten we hem tot slot nog aan het woord door te citeren uit een artikel van hem over de betekenis van Christus in zijn leven: ‘Zo lijkt het mij onze taak de wereld om ons heen, de werkelijkheid, onder ogen te zien en er niet voor te vluchten of weg te kruipen in een zelfgenoegzaam en besloten bestaan. Bijvoorbeeld door de vervelende dingen om ons heen of verderaf niet te ontlopen, maar er met de beperkte en ontoereikende middelen die dit ondermaanse ons biedt, voor te zorgen dat deze aarde een beetje beter wordt. In de hoop dat zo dat ‘Rijk Gods’ waarvan Christus sprak, een stapje dichterbij komt.’

  • Derk Jansen, Een kunstenaar op de kansel. Ds. J.J. Meyer (11 oktober 1878 – 18 november 1956), uitgegeven door de Vereniging Oud Enkhuizen, Enkhuizen 2010, pp. 124, ill., ISBN/EAN 978-90-5572-004-0; prijs 15 euro.
  • Herinneringen van priester-politicus David van Ooijen, dominicaan, onder redactie van Christini Manders o.p., Monique Gerritsen, André Lascaris o.p.. Eindredactie Arjan Broers, Valkhof Pers, Nijmegen 2010, 168 pp., ill., ISBN 978 90 5625 340 0; prijs 15,50 euro.