Zonder gemeenschapszin is democratisch samenleven onmogelijk

Stefan Paas is hoogleraar theologie aan de VU en de Theologische Universiteit Utrecht. Hij werkt mee aan de wekelijkse Ongelooflijke Podcast (EO/NPO) en voert daar gesprekken over de relevantie van het christelijk geloof in de hedendaagse samenleving. Dirk Achterbergh sprak met hem over religie, gemeenschap, populisme, over de progressieve beweging en het conservatieve sentiment, over columnist Sander Schimmelpenninck en over kerkvader Augustinus.

Door Dirk Achterbergh

Theoloog zijn in de huidige tijd, is dat geen achterhoedegevecht in een seculariserend Nederland, een anachronisme?

“Onze geschiedenis is diepgaand beïnvloed door theologische ideeën. Deze zijn later geseculariseerd, daar zijn we ons vaak niet van bewust. Het blijft belangrijk onze bronnen te kennen.

Maar inderdaad is secularisatie een voortgaand proces: er wordt minder geloofd, minder gebeden, er is minder kerkbezoek. En naast secularisering is er de individualisering die overlappend is. Deze treft al het leven in gemeenschappen, verbanden en instituties. Ook de kerken hebben hiermee te maken, maar deze zijn van alle instituties nog het meest gespaard gebleven. Tussen de zeven en tien procent van de bevolking bezoekt elke week een religieuze bijeenkomst, cijfers waar bijvoorbeeld politieke partijen alleen maar van kunnen dromen. Bovendien zijn kerkgemeenschappen divers samengesteld in termen van opleiding en inkomen, ze vertegenwoordigen nog steeds een behoorlijk sociaal kapitaal. Opmerkelijk is ook dat in het confessioneel onderwijs de integratie van kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders het hoogst is van alle schooltypen, op montessorischolen overigens het laagst. 

Die individualisering die nu zo’n 65 jaar geleden begonnen is, heeft zonder meer bevrijdende kanten. Instituties waren vroeger te star en onderdrukkend. Ook kerken hebben wat dat betreft niet altijd een even goede trackrecord, om van het seksueel misbruik in de katholieke kerk nog maar te zwijgen. Op emancipatiegebied zijn grote en noodzakelijke vorderingen gemaakt. Maar je kunt je wel de vraag stellen of we niet doorgeslagen zijn. Onderkennen we nog de waarde van gemeenschappen en van gemeenschapszin? Hebben we met het verdrijven van de vermeende spruitjeslucht, niet het kind met het badwater weggegooid? 

Die individualisering en de daarmee gepaard gaande ondermijning van gemeenschappen, kun je betitelen als een doorvretend zuur, dat heel diep en breed in de samenleving is doorgedrongen. Links en rechts hebben elkaar daar de afgelopen decennia in gevonden. Rechts benadrukte vooral het economische neoliberalisme, terwijl links de culturele individualisering nastreefde. Beide gingen uit van hetzelfde mensbeeld: de mens is een capabel individu, dat geheel zelfstandig en onafhankelijk verstandige keuzes maakt. Op de markt van goederen en diensten en in zijn of haar persoonlijk leven. 

‘Als de vrije keuze het hoogste goed is, wordt binding minder belangrijk.’ 

Als recent voorbeeld daarvan noem ik de afschaffing van de bedenktijd voor een abortus, waar links erg voor is. Immers, vrouwen maken zelf wel uit wat goed voor hen is. Maar is zo’n beslissing altijd uit vrije wil? Is er nooit sprake van financiële of psychologische druk? Waarom is er niet een klein hekje omheen gezet in de vorm van een bedenktijd, zodat er nog iemand naar kan kijken en bezien of de vrouw in kwestie gebaat kan zijn bij andersoortige hulp. Is dat betutteling of is dat betrokkenheid? En zouden vrouwen die in de omstandigheid zijn dat ze geen druk ervaren van buiten niet enkele dagen kunnen wachten ten behoeve van hen die op dat moment minder ruimte hebben om zelfstandig te beslissen? 

Als de vrije keuze het hoogste goed is, wordt binding minder belangrijk. Het is zo gemakkelijk geworden om de zaak op te breken en telkens weer nieuwe keuzes te maken, in relaties, op het gebied van wonen en werk. ‘Ik ben helemaal klaar met jou’, is wat dat betreft een typisch hedendaagse uitdrukking. 

Die verregaande erosie van het gemeenschapsleven is onderhand wel een probleem geworden in de westerse wereld. Zijn we nog in staat om met elkaar samen te leven? Is dat neoliberale mensbeeld nog wel adequaat? Is het geen wereldvreemde ideologie? In de religieuze ideeëngeschiedenis is de mens helemaal niet altijd capabel en is geneigd om verkeerde keuzes te maken, is de mens niet een vrij zwevend individu maar onderdeel van een groter geheel en heeft hij/zij ook zichzelf niet geschapen. Kortom religie en theologie weerspreken dit liberale mensbeeld. Nu daar in brede kring steeds meer twijfel over is ontstaan, kunnen bronnen van religieuze wijsheid helpen om een antwoord te vinden op de uitdagingen van deze tijd. Als theoloog voel ik me dus bepaald geen anachronisme.” 

In jouw podcast stelt Sander Schimmelpenninck dat iedereen toch vrienden en familie heeft. Hoezo ondermijning van gemeenschappen?

“Schimmelpenninck begrijpt het wezen van een gemeenschap niet. Een gemeenschap bestaat uit mensen die helemaal geen vrienden van elkaar hoeven te zijn. Je kiest ook die leden niet uit, je treft ze aan. Ze hebben op heel andere scholen gezeten en doen heel ander werk. Wel herken je iets in elkaar. Dat hoeft niet heel intensief te zijn. De kerkvader Augustinus zegt: ‘Duisternis is ons gemeenschapsleven eigen.’ Je kan nooit weten wat de ander precies denkt, er bestaat een respectvolle distantie. Wel is er verbondenheid, een gedeelde ruimte, je bouwt verstandhoudingen op. Er vormt zich een weefsel, maar dat heeft tijd en volharding nodig. 

Maar in elke gemeenschap zijn ook verschillen van inzicht, strubbelingen, ergernissen. Je wordt geconfronteerd met heel andere denkbeelden, denk maar aan de beruchte pom Jan, die op familiebijeenkomsten allerlei in jouw ogen verwerpelijke uitspraken doet. Toch is dat juist goed, die confrontatie, het relativeert je eigen inzichten en geeft stof tot reflectie, behorend tot een gemeenschap wordt jou de mogelijkheid geboden buiten je bubbel te treden. Het werkt ook goed tegen wereldvreemd idealisme, geeft een zekere nuchterheid over wat er aan verandering mogelijk is. 

‘Het is niet overeenstemming, maar liefde dat een gemeenschap definieert.’ 

Wat is gemeenschap dan wel? Joe Biden, gelovig katholiek, citeert bij zijn inauguratie alweer Augustinus als hij het heeft over zijn aanpak van de polarisatie in de USA: ‘Een gemeenschap is een groep mensen die zich door hun liefde voor dezelfde dingen laat bepalen’. Dus anders gezegd: Amerikanen denken over heel veel zaken verschillend, hebben ook heel verschillende achtergronden en politieke oriëntaties, maar door de gezamenlijke liefde voor vrijheid, gelijke kansen en waardigheid kan er toch iets ontstaan van onderlinge communicatie en samenleven. 

Het is dus niet zozeer overeenstemming, maar liefde dat een volk of een gemeenschap definieert. In een gemeenschap kan je dus nooit ‘klaar zijn met een ander’, ondanks alles moet je samen toch verder, je moet investeren in zaken waar je allemaal van houdt, die te belangrijk zijn om te laten liggen.” 

Waarom is de erosie van gemeenschappen en gemeenschapszin dan een probleem?

Om in een democratie samen te leven heb je gemeenschap en gemeenschapszin nodig. Dialoog, kennisnemen van elkaars inzicht en voorkeuren, het relativeren van je eigen standpunten, dat alles wordt wel heel moeilijk als er niet ergens verbondenheid is, als er helemaal niets is waar je samen van houdt. Hoe kun je dan ooit samen besluiten nemen, of op zijn minst je neerleggen bij een besluit dat niet het jouwe is? Ik geef een praktisch voorbeeld. Ik spreek in mijn kerkgemeenschap een boer, die ik daarbuiten nooit zou hebben gesproken. Hij zegt het stikstofbeleid van de overheid te verfoeien; ‘Stop daar onmiddellijk mee, maar daar zal jij wel heel anders over denken.’ ‘Ja’, zeg ik, ‘over dat beleid is veel te zeggen, maar als ik door jouw weiland loop zie ik daar steeds minder weidevogels.’ Hij beaamt dat, het gaat hem aan het hart: ‘Dat kan zo eigenlijk niet doorgaan.’ We zijn het duidelijk niet eens over het huidige beleid, maar er is wel een begin van een gesprek, juist omdat we tot een eenzelfde gemeenschap horen, daardoor verbondenheid voelen. 

Interessant is ook wat Jonathan Haidt, een Amerikaans sociaalpsycholoog heeft onderzocht. Hij onderscheidt morele intuïties en grondslagen. Bij progressieve Amerikanen staan rechtvaardigheid, zorg en bevrijding bovenaan, bij de conservatieven zijn loyaliteit, zuiverheid en autoriteit (respect voor tradities) dominant. Nu blijkt bij onderzoek dat de groep conservatieven zich best iets voor kan stellen bij de morele intuïties van de progressieven, maar dat dit in omgekeerde richting veel minder het geval is. Anders gezegd: Staphorst begrijpt Amsterdam beter dan Amsterdam Staphorst. Voeg daarbij het werk van Paul Collier, een Engelse econoom en sociaaldemocraat. Hij beschrijft verschillende bronnen van eigenwaarde: opleiding/baan, traditie/gemeenschap en natie. Hoogopgeleiden putten hun zelfwaardering vooral uit hun werk. Wat doe je voor werk, is veelal de eerste vraag op een feestje. Kosmopolitisch en progressief vinden ze zichzelf, ze hebben niet zoveel op met natie en traditie. Lageropgeleiden ontlenen veel minder zelfwaardering aan hun werk en meer aan de tradities van hun gemeenschap en land. Zij menen dat hogeropgeleiden een beetje op hen neerkijken. Uiteraard worden deze verschillen door populistische politici uitvergroot, maar blijkbaar valt dat wel op een vruchtbare bodem.

‘Volkspartijen maken de spanning tussen waardevol behoud en noodzakelijke verandering niet bespreekbaar.’ 

Mij valt op dat onderling begrip tussen progressief en conservatief maar al te vaak ontbreekt. Praten ze nog met elkaar? Ontmoeten ze elkaar nog? Weten de voormalige volkspartijen in het midden, het CDA en de PvdA, nog waarvoor ze zijn? Vormen ze nog een politieke gemeenschap waarbinnen meer behoudende én vooruitstrevende krachten elkaar probeerden te vinden. We zien nu in Nederland een CDA- of PvdA-vormig vacuüm. De PVV springt daar in met splijtende taal, met als gevolg dat conservatief Nederland links ziet als een losgeslagen elite en progressief Nederland rechts ziet als een reactionaire bende, een vruchtbare dialoog ontbreekt.

Die individualisering en de daarmee gepaard gaande erosie van gemeenschappen is de laatste driekwart eeuw wel erg snel gegaan. Het verdriet over die teloorgang wordt nu door populistische partijen gekapitaliseerd over de as van migratie, maar het fenomeen strekt zich uit over allerlei domeinen van het moderne leven. Ook relaties, arbeid en wonen worden erdoor gekleurd. De PVV parasiteert op dit conservatieve sentiment, op dit verdriet en krijgt vrij spel omdat volkspartijen de spanning tussen waardevol behoud en noodzakelijke verandering onvoldoende bespreekbaar hebben weten te maken. 

Kijk eens naar Jerry Afriyie, van Kick Out Zwarte Piet. Dag in dag uit sjouwt hij zaaltjes af om te spreken met mensen die het bepaald niet met hem eens zijn. Een steen naar je kop krijgen en toch maar weer de volgende dag het gesprek aangaan. Naar mijn mening een voorbeeldig democraat, waar middenpartijen een voorbeeld aan zouden kunnen nemen.” 

Democratisch samenleven staat onder druk, wat zou er moeten gebeuren? 

“De grote uitdaging lijkt me om het gemeenschapsleven stevig te bevorderen, waarbij we buitensluitende en onderdrukkende aspecten van voorheen achter ons moeten laten. Anders gezegd: het vormen van niet-toxische gemeenschappen zou bij mij hoog op de agenda staan. Wel meteen daarbij een disclaimer: volledige individuele bevrijding en het deel uitmaken van een gemeenschap is zoiets als een boerderijtje op de Dam. Gemeenschappen zijn niet synoniem met warm en gezellig. Ze leveren ook ergernis, verschil van mening en confrontatie op. Dat alles kan gematigd worden doordat je samen houdt van dezelfde dingen en daarover met elkaar in gesprek blijft. Dat geldt voor de voetbalclub, de kerkenraad en de politieke partij. Gemeenschapszin betekent ook gematigdheid, zien waar die ander zit, geduld hebben en volhardend zijn in het opbouwen van verstandhoudingen, niet verstarren in je eigen gelijk. Dat geldt voor links én rechts, voor gelovigen én ongelovigen. 

‘Gemeenschappen zijn niet synoniem met warm en gezellig.’

Meer democratie en meer dialoog is volgens mij het antwoord op anti-democratische en populistische dreiging. Dat kan best omdat een overgrote meerderheid van de Nederlanders wil investeren in samenhang, wil dat we elkaar vast blijven houden. Ook de grootste populistische schreeuwer wil uiteindelijk niets liever dan begrepen worden. 

De pendel is nu wel erg naar het primaat van de individuele verantwoordelijkheid en individuele keuze doorgeslagen en zal zich weer richting gemeenschap en verantwoordelijkheid voor de ander bewegen. Wellicht zal dat nieuwe politieke breuklijnen en de vorming van nieuwe politieke formaties opleveren. Mogelijk maakt dat ook een einde aan de huidige partijpolitieke versplintering. En dan denk ik zomaar dat religieus geïnspireerde mensen veel aan dit proces kunnen bijdragen.”