Grotere investeringen in oorlog om de vrede te bewaren?


Na jarenlang de sluitpost van ’s lands begroting te zijn geweest, mag sinds de Russische invasie in Oekraïne Defensie weer op brede politieke steun en bijbehorende middelen rekenen. Maar waar kunnen we die dan het beste aan besteden? Kunnen al die investeringen een oorlog voorkomen? Of zijn we al in oorlog? Een antwoord aan de hand van drie boeken van oud-bevelvoerders.

Door Twan van Lieshout

Wie het oud-commandant Mart de Kruif had gevraagd toen hij het bevel voerde over tienduizenden militairen in Afghanistan of hij een aantal jaren later het mulle zand van Kamp Holland zou verruilen voor een knusse theatertour langs allerlei Nederlandse middelgrote steden, was waarschijnlijk voor gek verklaard. Maar het kan verkeren. Sinds de Russische invasie in Oekraïne staan defensie en veiligheid als topprioriteiten op de agenda. En wenden we ons massaal tot de experts te velde. Met name de oud-commandanten roeren zich in het debat, aangezien zij makkelijker vrijuit kunnen spreken. Podcasts, theatertours, boekenrekken in de boekhandel: de generaals zijn onontkoombaar. Is er een algemeen advies uit deze boeken op te maken? Hiervoor wend ik me tot De vredesparadox van oud-Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp, Geen vrede zonder wapens van de Belgische voormalig kolonel Roger Housen. En tot Veldheren, waarin oud-commandanten Peter van Uhm en Mart de Kruif hun visie op de (militaire) toekomst geven.

Stoere kroegverhalen

Dit laatste boek is het meest toegankelijk, aangezien de militairen door journalist Jos de Groot worden geïnterviewd en De Groot het boek heeft geschreven. De aanleiding hiertoe zijn de populaire podcast en de theatervoorstellingen, waarin Van Uhm en De Kruif onder leiding van De Groot hun mening geven over de militaire situatie in Oekraïne, maar ook over hun eigen diensttijd en militaire loopbaan. Deze lessen en vooral anekdotes zijn in het boek Veldheren. Hoe oorlog werkt (2024) terechtgekomen. De ondertitel dekt hiermee de lading van het boek: wie wil weten hoe Defensie werkt, waar een generaal allemaal rekening mee moet houden en hoe complex het is om een leger niet alleen aan te voeren maar ook logistiek operationeel te houden, krijgt in dit boek een goed overzicht. De bevelvoerders doen er hierbij alles aan om ook over te komen als ‘jongens van de gestampte pot’: meer dan genoeg anekdotes over de saamhorigheid en hoe ze door ‘hun maten’ als beginnend tot gevorderd commandant getest worden. Er slaan raketten in Afghanistan voor de neus van De Kruif, Van Uhm moet zwetend op zijn buik in Libanon controleren of een blikje een geïmproviseerd explosief is. Maar onze commandanten blijven uiteraard stoïcijns en laten zich niet uit het veld slaan. Hoe bewonderenswaardig ook, dit is wel de typische toon van Veldheren: zonder enige tegenspraak mogen de commandanten hun verhaal doen met een ondertoon die sterk doet denken aan kroegverhalen. Binnen Defensie houden ze ‘de échte toppers in het snotje’, wordt in Bosnië onderhandeld met ‘klojo’s’ en ‘lui die je scherp moet houden’. Helaas wordt men wel voortdurend lastiggevallen door allerlei lieden uit Den Haag, die uiteraard weinig begrijpen van de militaire wereld, en als ze het kamp bezoeken ‘doodsbang zijn’. Journalist De Groot, die verder vooral wat (niet altijd even genuanceerde) historische militaire en politieke gebeurtenissen door de verhalen van De Kruif en Van Uhm weeft, tekent het braaf op, en giet er tot slot nog een sausje met ‘nooit meer oorlog’ over. Dat maakt Veldheren een eenzijdig, weinig spannend boek. Terwijl er wel degelijk interessante lessen uit de analyses van Van Uhm en De Kruif te trekken zijn. Eén van de meest relevante voor het verloop van de oorlog en mogelijke vrede in Oekraïne: een militaire overwinning of (niet on)gunstig militair verloop van de oorlog hoeft niet te leiden tot een politieke overwinning. Militairen beperken zich tot hun opdracht: ze proberen het vijandelijke leger te stoppen. Oorlog is een voortzetting van politiek met militaire middelen, leert het adagium van Von Clausewitz ons. Maar het geldt ook andersom: de oorlog wordt voortgezet in een politiek resultaat. En dat hoeft helemaal niet de militaire situatie te weerspiegelen. Dit kan Oekraïne met harde hand gaan ondervinden.

Collectieve voorbereiding op een hybride oorlog

Oud-Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp zet in zijn betrekkelijk kleine boekje De Vredesparadox (2024) van 127 smalle pagina’s de these centraal ‘dat de stabiele, comfortabele periode waarin we zijn opgegroeid ons onoplettend heeft gemaakt, en heeft laten wennen aan het managen van welvaart in plaats van het navigeren door risico’s.’ Volgens Middendorp ‘kunnen we het ons niet langer veroorloven passief te blijven’ en vraagt dit ‘actie van iedereen’. Middendorp schetst een breed beeld van uitdagingen: klimaatverandering leidt tot rampen, we worden nu al bestookt met cyberaanvallen en desinfomartie, supply chains zijn lang en kwetsbaar, we hebben te weinig essentiële grondstoffen binnen de Europese Unie. De kracht van de analyse van Middendorp is dat hij hiermee aantoont dat iedereen in Nederland een verantwoordelijkheid draagt, en actie moet ondernemen. Burgers moeten noodvoorraden aanleggen en kritischer kijken naar waar informatie (over met name de politiek) vandaan komt, bedrijven moeten scherper zijn op spionage en cyberveiligheid en klaarstaan om een civiele bijdrage aan defensie te leveren in geval van nood, de landelijke politiek dient op nationaal en Europees niveau defensie te versterken en in het algemeen meer maatschappelijke programma’s op te zetten die weerbaarheid op individueel en groepsniveau bevorderen. Met name de lessen voor burgers zijn praktisch, maar daar blijft het boekje dan ook in steken. Want na het schetsen van het dilemma of ASML nu wel of niet aan China hoogwaardige chipmachines moet leveren, blijft het antwoord hierop uit. Het blijft in het boekje van Middendorp allemaal wat oppervlakkig.

Niet westers kijken naar oorlog

Wie echt de diepte in wil, doet er daarom goed aan het boek Geen vrede zonder wapens. De toekomst van Europa in de mondiale machtsstrijd: fluweel over ijzer (2024) van de Belgische defensie-expert Roger Housen te lezen. Deze oud-kolonel neemt de lezer echt serieus, door aan de hand van zijn eigen ervaringen en via historische denkers als Von Clausewitz, Sun Tzu en Von Moltke de huidige oorlogen te analyseren. Centraal is zijn stelling dat we ons deels voor de verkeerde oorlog aan het bewapenen zijn. De afgelopen oorlogen in Irak, Kosovo en Afghanistan hebben geleerd dat westerse legers niet in een frontale oorlog te verslaan zijn. Juist daarom gaan anti-westerse landen en groeperingen over tot een hybride oorlog: cyberaanvallen op onze energie-voorzieningen, economische infiltratie in kritieke infrastructuur als havens en industrie, een aanval op de samenleving via aanslagen. Onze bewapening richt zich momenteel echter op het oprichten van een nieuw tankbataljon en de productielijnen van artillerie-ammunitie, en met name op het in stand houden van superieure maar vooral heel dure militaire technologie.

Housen stelt dat we in het Westen te maken hebben met een ouderwetse, te beperkte manier van denken: er is voor westerlingen ofwel sprake van een rechtstreeks gewapend conflict met een andere mogendheid (‘oorlog’) of we hebben dat niet en leven in welvaart zonder problemen (‘vrede’). Terwijl landen als Rusland en China, maar ook terroristische groeperingen, zich al decennia voorbereiden en actie ondernemen in het tussenspectrum: geen formele militaire, rechtstreekse strijd, maar wel een komen en gaan van allerlei ondermijnende, spionerende en intimiderende acties, soms onder eigen en soms onder valse vlag. Net als Middendorp stelt Housen dat dit beperkte denkvermogen onder de Europese bevolkingen leidt tot een gebrek aan weerbaarheid en actie- en investeringsbereidheid in (niet-)militaire middelen voor een hybride oorlog.

Interessant is dat Housen kritisch is op welke politieke doelstellingen behaald kunnen worden door militaire actie. Hij stelt dat als de centrale doelstelling in een vroeg stadium van de strijd niet slaagt, de strijd zelden door een militaire nieuwe campagne beslist kan worden. Zo is Rusland eigenlijk sinds het mislukken van de regimechange in de eerste dagen al veroordeeld tot een gedoemde oorlog. Maar anderzijds heeft het Westen geen duidelijke doelstelling om de vrede te bereiken behalve dat Oekraïne niet mag verliezen, en is de ambitie om al het verloren terrein terug te veroveren niet realistisch. In zekere zin komt Housens analyse dus overeen met die van Pete Hegseth, de nieuwe Amerikaanse minister van Defensie. Housen ziet meer in een deels door China afgedwongen staakt-het-vuren, zonder annexatie van veroverd gebied, waarbij het Westen moet gaan inzetten op een discours waarin het de Russische elite duidelijk moet worden dat hun land weliswaar niet verslagen is, maar dat de oorlog vooral het land schade berokkent.

Dit soort (veelal onzekere) gedachtenoefeningen, met al de bijbehorende tekortkomingen, maakt Geen vrede zonder wapens een interessant boek dat aan het denken zet. Maar één ding ontbreekt wel totaal in de analyse van Housen: Donald Trump komt in het boek amper voor. Housen gaat weinig in op de huidige instabiliteit van de NAVO. Terwijl het inmiddels wel duidelijk is dat een sterk leger voor Europa voor afschrikking en politieke kracht zelf onontbeerlijk is.

Hoeveel mag de oorlog ons kosten?

De vraag hierbij blijft hoever deze remilitarisering moet gaan. Hoe te voorkomen dat niet veel publieke middelen voor andere belangrijke doelen als onderwijs, zorg, en sociale zekerheid opeens in een bodemloze put verdwijnen? Want maken we ons niet te druk om een directe confrontatie met Rusland? Zoals de in dit nummer geïnterviewde slavist Sjeng Scheijen in de NRC op 14 februari jl. stelde: de Russische superieure productie bestaat in werkelijkheid uit opgelapte sovjet-tanks, en stokt binnenkort omdat er te weinig personeel in de oorlogsindustrie werkt. Het personeelstekort komt omdat dezelfde mensen gerekruteerd worden voor het Russische leger, dat doorgaans weinig omzichtig met mensen omspringt. Het feit dat Rusland nauwelijks terrein wint, en na jaren oorlog nog steeds niet de Donbas in handen heeft, zegt hierbij genoeg. Moeten we daarom, zo vraagt Scheijen zich af, jaarlijks een bedrag extra uitgeven dat groter is dan alle middelen die naar ons basisonderwijs gaan?

En toch. Scheijen erkent dat we beducht moeten zijn voor Rusland, met China in zijn kielzog. Het voorzorgsprincipe geldt ook hier. Ons leger zal inderdaad een klassieke oorlogssituatie aan moeten kunnen. En, zoals Middendorp en Housen aantonen, er moet ook geïnvesteerd worden in allerlei andere vormen van dreiging. Zoals Housen in zijn boek de militair denker Martin van Crevelt opvoert: ‘oorlog is het belangrijkste dat er is. Als het erop aankomt, beheerst oorlog het bestaan van elk land, elke regering en elk individu. Daarom moeten we er altijd op voorbereid zijn, ook al komt het maar eens in de eeuw voor’.

Zeker met een onvoorspelbare en soms ronduit vijandige president Trump kan Europa dit devies maar beter in zijn oren knopen. Veiligheid is het fundament van de piramide van Maslow. Kortom: better safe than sorry.

Gelezen:

  • Jos de Groot, Veldheren. Hoe oorlog werkt (2024), Amsterdam.
  • Tom Middendorp, De vredesparadox. Voorbereid op oorlog om de vrede te bewaren. (2024), Amsterdam.
  • Roger Housen, Geen vrede zonder wapens. De toekomst van Europa in de mondiale machtsstrijd: fluweel over ijzer. (2024) Gent.

Dit artikel verscheen eerder in Tijd&Taak