In het vorige nummer van Tijd & Taak riep Jet Bussemaker op om het Van Waarde-onderzoek nieuw leven in te blazen. Monika Sie Dhian Ho stond als directeur van de Wiardi Beckman Stichting aan de wieg van het project, dat in de kern ging over de vraag hoe de politiek mensen greep geeft op het leven, in een wereld die almaar ingewikkelder lijkt te worden. Een goede aanleiding om Monika Sie Dhian Ho te vragen hoe zij terugkijkt op haar werk bij de Wiardi Beckman Stichting en haar huidige werk bij het Instituut Clingendael.

Hoe kijk je nu aan tegen het Van Waarde-onderzoek? Ben je het eens met de oproep van Bussemaker?
Van Waarde staat voor een habitus in de politiek. Een habitus van actieonderzoek, het ophalen van verhalen uit het dagelijks leven van mensen. Om vervolgens samen met wetenschappers te kijken om welke waarden en belangen het gaat, wat er onder druk staat en wat we als beweging moeten doen. Het gaat om responsief bestuur, het luisteren naar burgers koppelen aan een politiek die hun belangen vertegenwoordigt en waarden verdedigt. Voor de toekomst van de democratie is het belangrijk dat dit meer de habitus van politieke leiders wordt. Daarom was ik heel gelukkig om te lezen dat Jet Bussemaker, als politiek leider en ervaren bestuurder, vond dat het Van Waarde-project moet worden gerevitaliseerd.

Wat vond je van de verkiezingscampagne van de PvdA?
Het trof me dat de campagne voornamelijk over gelijke kansen ging, terwijl dat vandaag de dag niet meer het hele verhaal kan zijn. Onderwijs kan naar gelijke kansen streven, maar de ongelijkheden tussen de gezinnen waarin kinderen opgroeien blijven heel groot. De maatschappij verwordt bovendien steeds meer tot een diplomademocratie. Terwijl de waarde van de mensen voor de samenleving helemaal niet een-op-een correspondeert met een masterdiploma. Mbo-leerlingen krijgen niet de waardering die zij verdienen. Het verhaal gericht op gelijke kansen was in de jaren vijftig en zestig belangrijk, ook voor Lilianne Ploumen als dochter van een melkboer. Maar vandaag de dag moeten we ook kijken naar gelijkere uitkomsten. Minder grote verschillen in inkomen, beter belonen wat waardevol is voor de samenleving, meer inspraak voor mensen die niet hebben doorgeleerd. Onderwijs dat minder selecteert en meer leert, meer gericht op het bereiken van een goed en gerespecteerd leven dan het hoogste onderwijsniveau.

De verkiezingscampagne ging naast gelijke kansen ook over zekerheid. Hoe sta je daar tegenover?
Bestaanszekerheid en goed werk waren waarden die centraal stonden in veel verhalen die we hoorden van de geïnterviewden in het Van Waarde-onderzoek. In die zin was het een responsieve campagne. Daarnaast zie je dat veiligheid belangrijk is geworden voor mensen. Er is een groter besef ontstaan van hoe uitzonderlijk hoog onze kwaliteit van bestaan is en daarbij is een gevoel van bedreiging gekomen voor alles wat van buiten komt. De PvdA moet ook responsief zijn ten opzichte van deze onzekerheden. Bestaanszekerheid in economische zin was in 2013 na de financiële crisis het meest actuele thema. Maar inmiddels is het bijna 2022 en is de geopolitieke turbulentie en de instabiliteit rond Europa toegenomen. We krijgen waarschijnlijk als gevolg van de corona-epidemie een tweede migratiecrisis. Omdat er grote economische naschokken komen in de landen rondom Europa, net als na de crisis van 2008. Die financiële crisis leidde toen tot de Arabische Lente in 2011. Mensen rond Europa hadden geen werk, geen eten, ze kwamen in opstand tegen hun regeringen. Nederlanders zien dat de irreguliere migratiestromen uit Tunesië richting Italië weer toenemen. En ze zien de opkomst van China. Dit maakt dat de verzuchting naar veiligheid en de roep om continuïteit van onze manier van leven veel centraler is komen te staan. Het is belangrijk om je partijprogramma in dat opzicht te actualiseren.

Hoe kijk je terug op het project Van Waarde?
Ik denk dat het mobiliserend heeft gewerkt binnen de Partij van de Arbeid. Leden raakten geïnspireerd doordat sociaaldemocratische waarden opnieuw centraal gesteld werden en het idee om actieonderzoek te verbinden aan de dagelijkse politiek sprak veel afdelingen aan. Binnen de partij heeft het een kompas geboden aan sommige politici. Lodewijk Asscher heeft als minister van Sociale Zaken Van Waarde als leidraad gebruikt in zijn beleid gericht op bestaanszekerheid en goed werk. Maar de deelname van de PvdA aan het Paarse bezuinigingskabinet Rutte II na de bankencrisis, waar onvoorbereid een grote decentralisatie van de verzorgingsstaat is ingezet, liet een grote discrepantie zien tussen de Van Waarde-koers en het coalitiebeleid van Rutte II.

Binnen de partij was er een schisma over het belang van het Van Waarde-onderzoek. Hoe kijk je daar nu tegenaan?
Ik denk dat er een schisma is binnen veel politieke partijen tussen liberale bestuurders aan de ene kant, en gemeenschapsdenkers die een responsievere politiek voorstaan aan de andere kant. Dat zie je echt niet alleen binnen de sociaaldemocratie. Binnen het CDA zag je ook een conflict tussen liberale bestuurders en Pieter Omtzigt. Binnen de VVD had je schrijvers van een manifest zoals Luuk van Middelaar [Liberaal Manifest 2005, EP en JvdN], die de centrale rol van de staat benadrukten, en bestuurders die daar weinig mee deden. Gemeenschapsdenkers zien de staat als een belangrijk vehikel voor een werkzame gemeenschap, om de collectieve voorwaarden voor individuele vrijheid tot stand te brengen. Die stroming zit in de PvdA, het CDA, de SP en getuige dat manifest dus voor een deel zelfs in de VVD. Daarnaast is er een sterke liberale stroming in partijen die veel meer gericht is op de equipering van het individu. Die liberale stromingen verliezen de collectieve voorwaarden van individualisering uit het oog. Zij staan een individualisme voor dat tegen mensen die een burn-out oplopen in het onderwijs zegt: ‘Hier heb je een zelfhulpcursus, veel succes ermee’. Zij kijken niet naar het onderwijssysteem, waar burn-outfabrieken zijn ontstaan, maar naar het individu dat het zelf moeten oplossen.
Als je als politieke beweging geen nieuwe collectiviteiten aanreikt zoals de arbeidersbeweging vroeger was, zoals de vakbond en de staat wel doen, dan staan mensen er alleen voor. Dan kun je ze nog zo goed equiperen en gelijke kansen geven maar in hun eentje krijgen ze geen greep op het leven. En daar ging het om in het Van Waarde project, greep op het leven, en om het besef dat een werkzame gemeenschap daar cruciaal voor is. Het gaat om het erkennen van het belang van de collectieve voorwaarden voor individuele vrijheid en waardigheid. De grote slogan achter de Brexit-campagnes was: Take back control. Daar wordt meewarig over gedaan omdat uit de EU stappen niet de beste manier is om greep op het leven te krijgen in deze tijd, maar de slogan en zijn succes zeggen wel wat de mensen willen. De PvdA kan daar wat van leren.

Tjeenk Willink betoogt dat er naast revitalisering van sociaaldemocratische waarden een visie nodig is op de rol van de overheid. Ben je het met hem eens?
Tjeenk Willink is de afgelopen jaren, en ook nu in de coronacrisis, op zijn wenken bediend. Van links tot rechts wordt gepleit voor een sterke staat omdat iedereen wel ziet dat zonder die staat we de zaak niet overeind hadden gehouden. De ervaring van de krediet- en de coronacrisis hebben dat besef teruggebracht. Er is bijna niemand meer die betwist dat de staat de laatste reddingsboei is.

Veel mensen verlangen daarnaast echter ook naar een afbakening van hun gemeenschap die hun veiligheid, bestaanszekerheid en een zekere continuïteit van hun manier van leven kan bieden. Dat verlangen werd de afgelopen decennia slecht bediend door de christen- en de sociaaldemocratie. Mede daardoor zien we dat er, net als in de jaren dertig, een exclusief nationalisme opkomt dat die gemeenschapsafbakening wel biedt. Dat nationalisme definieert de natie in termen van één religie of één etniciteit. Als moslim hoor je er niet echt bij, in het Nederland van de PVV of Forum. De vraag is of andere partijen hier een inclusief nationalisme tegenover kunnen stellen, dat consistent is met hun traditie. Zo heeft Rutte een liberaal inclusief nationalisme weten te definiëren met zijn Nederland van de hardwerkende Nederlander. Als een moslima hard werkt dan kan ze bij het Nederland van de VVD horen.

De grote vraag is of de sociaaldemocratie die behoefte aan gemeenschapsafbakening en gemeenschapswaardering weet te vertalen in een programma dat in haar traditie past. Wat nodig is, is een afbakening van de gemeenschap op een inclusieve manier, op basis van gedeelde waarden, op basis van instituties die een gemeenschap definiëren, zoals onze sterke verzorgingsstaat, en onze seculiere samenleving. Een sociaaldemocratisch inclusief nationalisme zal bovendien altijd de waarde en noodzaak van internationale samenwerking benadrukken.

Wat is het narratief van de sociaaldemocratie?
Dat is een narratief dat gemeenschapszin weer meer centraal stelt. Het individualisme als geloof is zo alomtegenwoordig geweest, dat de collectieve voorwaarden voor de individualisering, voor individuele vrijheid en waardigheid, uit het oog zijn verloren. Iedereen dacht dat we het zelf wel konden, als we maar genoeg werden toegerust. Het is ook een narratief dat niet bang is om de natiestaat centraal te stellen. Het is belangrijk te erkennen dat de natiestaat de meest werkzame gemeenschap is geweest om mensen greep op het leven te laten krijgen. In de natiestaat hebben we de verzorgingsstaat gebouwd, onderwijssystemen ontwikkeld. Door de schandvlek van het exclusieve nationalisme in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog zijn we in de decennia die volgden teveel meegegaan in het wegdenken van grenzen in Europa, zagen we niet hoe wezenlijk de natiestaat is voor sociaaldemocratische politiek. De Europese Unie is voor de natiestaten van Europa heel belangrijk. Ik zie de Unie vooral als een verzameling instituties die natiestaten equiperen om onze Europese manier van leven te beschermen in een turbulente wereld. De EU moet natiestaten daarbij helpen in plaats van hinderen.

Dus de natiestaat om greep te krijgen op het leven?
Je kunt trachten greep te krijgen op het leven met wat ik kleine identiteiten noem, dus doordat je een Turkse achtergrond hebt, zwart bent, vrouw of homo. Maar daarnaast zijn er drie grote identiteiten die mobiliserend hebben gewerkt in de geschiedenis, namelijk natie, religie en klasse. Dat zijn identiteiten waardoor grote groepen mensen gemobiliseerd zijn en die een belofte in zich hadden: als je van ons lid bent, dan zul je te eten hebben, waardig kunnen leven. Dat zijn identiteiten die een samenlevingsproject kunnen realiseren. Daar zijn die kleine identiteiten niet toe in staat, die kunnen geen betere kwaliteit van leven voor de hele samenleving realiseren.

We moeten ons als burgers mobiliseren in tijden van globalisering en internationale turbulentie, en daarvoor is de natiestaat het meest werkzame vehikel. Natiestaten die op Europees én internationaal niveau samenwerken, met het oog op een betere wereld. Inclusief nationalisme kan er aan bijdragen dat mensen zich solidair voelen in het licht van deze grote uitdagingen. Macron probeert dat te verwoorden in contrast met het exclusieve nationalisme van Le Pen. Biden’s politieke discours is in feite inclusief nationalisme in contrast met het exclusieve nationalisme van Trump. Wiardi Beckman beschreef ook al hoe hij een zekere historische lotsverbondenheid voelde met andere Nederlanders. Het besef dat je op de schouders van je voorouders staat. Voor mij persoonlijk geldt het besef dat mijn deels Chinees-Indonesische familie geïntegreerd is geraakt in de Nederlandse samenleving en daar dankbaar voor is. Dat je je als burger schatplichtig voelt aan wat hier is opgebouwd. Als migrantenkind voel ik dat ook.

Je werd in 2016 directeur van Instituut Clingendael, na acht jaar Wiardi Beckman Stichting. Clingendael richt zich vooral op buitenlandse politiek. In recente publicaties geef je aan dat de geopolitieke vakantie van Europa voorbij is. Wat bedoel je hiermee?
Als we onze kwaliteit van leven willen behouden, dan hebben de Europese natiestaten de EU nodig. En als de Unie speler wil worden in de wereld in plaats van speelbal, dan is een geopolitieke Europese Unie essentieel. Als leiders als Rutte spreken over geopolitiek, dan hebben ze het er vooral over dat machtspolitiek noodzakelijk wordt, niet alleen soft, maar ook hard power. Maar Europese geopolitiek betekent ook denken vanuit een territoir, vandaar immers ‘geo’-politiek. Daar is een afgebakende gemeenschap voor nodig met een collectieve identiteit, een Europese gemeenschap.

Nederland heeft Europa tot nu toe vooral gezien als een plek waar veel te verdienen valt en waar je zonder paspoort rond kunt reizen. We spreken over de Europese gemeenschap, maar er is eigenlijk alleen een economische en politieke gemeenschap in de zin van een markt en instituties, geen sociale en een culturele gemeenschap. Het herstelfonds voor corona is een solidaire actie. Dat dat gelukt is, is een stap in de richting van een Europa als een sociale gemeenschap. Cultureel is de EU behoorlijk heterogeen; je ziet dat in de lidstaten verschillend wordt gedacht over waarden. Landen als bijvoorbeeld Polen en Hongarije zijn diep christelijk en dat is in landen als Nederland en Zweden niet meer het geval. In een Europees onderzoek stelde men de vraag: ‘Is het logisch dat bij banenschaarste de kostwinner wordt voorgetrokken op de arbeidsmarkt?’ In Zweden was een paar procent van de bevolking het daarmee eens. In Polen vond meer dan een kwart van de mensen dat. Voor externe betrekkingen kun je nog ‘jammer’ zeggen als Orbán het ergens niet mee eens is. In de EU is daar een procedure voor bedacht, namelijk constructieve abstinentie, dus constructief afzijdig blijven zonder te blokkeren met een veto. De Europese Unie kan dan toch voortgaan als één of twee landen dat niet willen. Binnen de EU is enige accommodatie van diversiteit nodig, maar je ziet met de nieuwe wet van Orbán dat die discussie over Europese waarden nu volop gaande is.

Welke politieke leiders of schrijvers zijn voor jou een inspiratiebron?
Wiardi Beckman was een jonge politieke leider in een tijd die vergelijkbaar is met de onze, de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij tastte toen naar dat inclusieve nationalisme zoals wij nu ook moeten doen. Hij probeerde de nationale gedachte te verwoorden op een manier die niet vreemd zou zijn aan de sociaaldemocratie. Hij deed dat door bepaalde waarden in de Nederlandse traditie in de schijnwerpers te zetten, zoals vrijheid en verdraagzaamheid. En hij bleef een internationalist. Naast Wiardi Beckman zijn het vooral sociologen die mij inspireerden. Jacques van Doorn, Bart Tromp, Kees Schuyt en meest recent Mark Elchardus, die in het Van Waarde-onderzoek een belangrijke rol speelde. Hij werkt nu aan een boek over gemeenschapsdenken en het belang daarvan voor identiteit.

Zou je terug willen naar een functie in de politiek?
Sociaaldemocratie is een visie op het goede samenleven. Die visie wordt niet alleen verdedigd binnen de sociaaldemocratische politiek, dat kan op veel verschillende plekken: in het onderwijs, bij Tijd & Taak, bij Clingendael. Mijn inzet is onverminderd. Ik wil, zonder politiek te bedrijven, de institutionele voorwaarden scheppen voor bestaanszekerheid en veiligheid.

— Over Monika Sie Dhian Ho —
Monika Sie Dhian Ho werd op 1 januari 2008 directeur van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. In 2010 startte de WBS het onderzoeksproject Van Waarde. Het beoogde een ideologisch tegenwicht te bieden tegen de amorele hardheid van de economie enerzijds en al te technocratisch bestuur anderzijds. In dit onderzoek ging het om waarden als bestaanszekerheid, goed werk, verheffing en binding. Op het partijcongres van 2013 nam de PvdA een resolutie aan waarin de politiek-ideologische koers voor de volgende jaren werd vastgelegd op basis van de resultaten van het Van Waarde-project. In het boek Eerst als het is (foto) werden een essay en lezing van Monika Sie Dhian Ho over het project gebundeld. Toenmalig partijvoorzitter Hans Spekman wilde dat zijn partij in het politieke denken een omslag maakte ‘van ik naar ons’. Sie Dhian Ho werd een verkiesbare plaats op de kandidatenlijst aangeboden. Zij ging op dat aanbod niet in omdat ze de Van Waarde-resolutie van 2013 onvoldoende terugzag in het gevoerde kabinetsbeleid.

In 2016 werd Sie Dhian Ho directeur van Instituut Clingendael, een onafhankelijke denktank en diplomatieke academie op het gebied van de internationale betrekkingen. Eén van de taken van dit instituut is het opleiden van diplomaten. De onderzoekstak van Clingendael publiceert onder andere een ‘Buitenland Barometer’ die periodiek peilt hoe mensen over internationale politiek denken, zoals migratie, klimaat en China. En ze organiseren (online) bijeenkomsten over buitenlandse politiek waar veel burgers aan deelnemen. Vlak voor Sie Dhian Ho directeur werd is Clingendael statutair onafhankelijk geworden; vanaf toen moesten ze als kennisinstituut op de internationale markt overleven. Clingendael geeft advies ten behoeve van het Nederlandse regeringsbeleid, niet alleen meer op het terrein van buitenlandse zaken en defensie, maar ook bijvoorbeeld over migratie en asielbeleid, en aan steden, provincies en bedrijven die relaties hebben ontwikkeld met China.