Tijd&Taak – Interview Lisa Westerveld

“Politiek is altijd dichtbij. Iedereen kan zijn steentje bijdragen”

Lisa Westerveld groeide op een christelijk gezin op het Achterhoeks platteland. Via de studentenvakbond kwam ze in aanraking met de politiek. Ze was gemeenteraadslid in Nijmegen, en zit alweer acht jaar in de Tweede Kamer. Daar valt ze op als gepassioneerd voorvechtster voor mensen in de knel en vraagt ze meer aandacht voor o.a. de jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg. 

Door Twan van Lieshout en Dirk Achterbergh

Waarom ben je de politiek ingegaan?               

“Politiek was voor mij altijd iets dat ver van me afstond. Ik ben opgegroeid op het platteland in de Achterhoek. Daar was ik helemaal niet met politiek bezig. Pas toen ik ging studeren raakte ik er bij toeval in verzeild. Ik was een beetje verdwaald tijdens het eerste jaar op de universiteit. Ik heb geen ouders die zelf hebben gestudeerd. Dus ik wist niet goed hoe dat ging. Toen was er ook al kamernood in Nijmegen, dus ik was vier keer dat jaar verhuisd, met heel veel onzekerheid over mijn volgende studentenkamer. Op het einde van dat eerste jaar was ik gaan twijfelen: moet ik wel doorgaan met mijn studie? Ik kwam iemand tegen die mij een flyer gaf van de studentenvakbond en zei: ‘Kom anders een kop koffie met ons drinken.’ En dan zit je daar met allemaal studenten die vinden dat de dingen anders moeten. Woningnood, de kwaliteit van het onderwijs – linkse onderwerpen. Ik voelde me echt gewoon thuis.

Toen kwamen die enorme bezuinigingen van staatssecretaris Nijs op het hoger onderwijs. Dus wij organiseerden acties. Daar kwamen ook Kamerleden, waarmee ik in gesprek kwam. En dan kom je erachter: politiek is eigenlijk dichtbij. Het werd letterlijk tastbaar. Ik denk dat het voor meer mensen zo geldt. Dat het iets is wat heel ver van je af staat, totdat je erachter komt welke invloed politieke besluiten hebben op het dagelijks leven. Zo werd mijn politieke interesse gewekt, terwijl ik dat daarvoor helemaal niet had.”

Jij kwam in de landelijke studentenvakbond, de Nijmeegse gemeenteraad en later voor GroenLinks in de Tweede Kamer. Is politiek toegankelijk? 

“Je hebt natuurlijk mensen die hun carrièrepad uitstippelen. Bij mij is dat helemaal niet zo gegaan. Ik heb nooit bedacht dat ik bij de studentenvakbond zo veel zou leren, ik voelde me gewoon goed bij die groep mensen. Dus ja, ik denk dat je in je leven dingen moet doen die belangrijk zijn en dat je daarvoor je best moet doen. Niet dat ik veel talent heb en alles vanzelf ging: ik heb heel veel dingen echt moeten leren. Maar wel dat ik de positie heb waardoor het kan: dat de universiteit er rekening mee hield dat ik vertraging zou oplopen en mijn studieadviseur me daarbij actief hielp. Dat ik bijvoorbeeld geen langstudeerboete boven mijn hoofd had hangen. Dat ik niet een beperking heb.” 

Wat heeft jouw maatschappijvisie gevormd?

“Ik ben heel christelijk opgevoed, maar wel met het idee van rentmeesterschap. Mijn moeder deed altijd vrijwilligerswerk. Ze werkt nu voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik was achttien en heel blij dat ik eindelijk op kamers kon gaan, het nachtleven ontdekken, dat ik mijn eigen keuzes kon maken. Ik mocht thuis bijvoorbeeld op zondag niet voetballen. Later besefte ik pas hoeveel ik van mijn ouders heb geleerd. Hoe je als individu wat kan doen voor mensen om je heen. 

Ik kom uit een gezin waar we het vroeger niet breed hadden. Wij gingen altijd op vakantie naar opa en oma in Stadskanaal, terwijl sommige vriendinnen naar Frankrijk gingen. Het leert je ook wel over hoe dankbaar je mag zijn. Over de kansen die ik zelf heb gekregen in het leven. Het ging allemaal niet vanzelf, maar het vormt je wel. 

Mijn studie filosofie en het werk bij de studentenvakbond hebben mij geleerd dat je altijd zelf kritisch moet blijven denken. De Bijbel, filosofen, ook de beginselen van onze beide partijen of een verkiezingsprogramma: het zijn heel interessante leidraden. Maar je bent wel zelf verantwoordelijk voor je daden en de consequenties die je verbindt aan wat je ziet, leest en hoort. 

Ik heb bewust afstand genomen van de kerk, omdat het geloof mij iets te vaak een excuus is om niet zelf verantwoordelijk te zijn voor je daden. Ik vind vaak dat mensen zich verschuilen achter wat ze lezen in de Bijbel en daar een interpretatie aan geven die hen goed uitkomt. Wat mij erg stoorde aan de kerk is dat er wel gecollecteerd wordt voor landen in de derde wereld, maar de koffiebonen in de kerk niet fair trade waren. Of bijvoorbeeld dat vrouwen niet op de kansel mochten. Hoe rijmt dat nou met de boodschap vanuit de Bijbel?” 

Is er binnen de linkse beweging voldoende begrip voor religie? 

“Ik zie juist in veel aspecten van de linkse beweging religieuze waarden. In een kerk of moskee: mensen komen samen, zorgen voor elkaar, kijken naar elkaar om. Als mensen langere tijd afwezig zijn, dan wordt dat opgemerkt en wordt er een bezoekje afgelegd. Dit soort familiegevoel is juist waarom veel mensen hun troost vinden in het geloof. Dat gemeenschapsgevoel zit echt in onze manier van politiek bedrijven, meer dan ik bijvoorbeeld bij de SGP merk. Ik voel me met de christelijke waarden die ik van huis uit heb meegekregen veel meer verbonden met partijen als GroenLinks en de PvdA.” 

“Ik zie in veel aspecten van de linkse beweging religieuze waarden.”

In de Tweede Kamer vraag je al jaren aandacht voor de jeugdzorg. Waarom lijkt de politiek daar niet heel veel prioriteit aan te geven?

“Het is nooit een groot issue. Ook niet in verkiezingstijd. Omdat het voor veel mensen die mondig zijn en die het goed voor elkaar hebben, niet dichtbij genoeg komt, denk ik. Er is geen Kamermeerderheid die dit belangrijk genoeg vindt om hoog op de agenda te zetten.

Dat zie je bij alle onderwerpen waarover ik het woord voer. Ik heb het vaak over jeugdzorg, maar in de Kamer praten we er nauwelijks over. Het eerste commissiedebat dat we sinds maanden weer zouden hebben, werd vooruitgeschoven. De GGZ: we hebben er één keer per jaar een commissiedebat over. En dan moet je weer teruggrijpen op wat een jaar geleden gezegd is. Het is heel heftig om dat te beseffen.  Gehandicaptenzorg: één keer. Inclusie, dus het VN-Verdrag: één keer per jaar een debat. Terwijl migratie bijvoorbeeld, daar gaat het wekelijks met heel veel ophef over. Of neem passend onderwijs: steeds meer kinderen zitten thuis zonder onderwijs, 70 duizend volgens een rapport van oudervereniging Balans. Maar we hebben slechts één keer per jaar een commissiedebat. En het jaar daarop constateren we dat de problemen alleen maar groter zijn geworden. Honderdduizend wachtplekken in de GGZ, het aantal stijgt alleen maar. Je moet gemiddeld 25 weken wachten voor een traumabehandeling. In het huidige regeerprogramma staat het woord GGZ nul keer. Er staat wel iets over mensen met verward en onbegrepen gedrag, onder het kopje ‘rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding’. Ja, dus op het moment dat ze overlast veroorzaken, dan moeten er maatregelen komen. Maar problemen oplossen en zorgen dat er genoeg ruimte is om deze mensen een plekje te bieden en te behandelen, daar is nul prioriteit voor. 

In april beloofde de staatssecretaris in dat ene GGZ-debat dat hij stevige maatregelen zou nemen. Letterlijk een persbericht: ‘stevige maatregelen’, er zou een actieprogramma komen. De eerste dag van het reces, vrijdagmiddag om een uurtje of vijf, kregen we een brief dat het uitstel krijgt…” 

Hoe houd jij dan hoop? 

“Ik word er heel vaak heel boos van. Boosheid en strijdbaarheid helpt bij mij wel, omdat je dan weet waarvoor je knokt. Ik denk altijd: ik heb geen beperking, ik heb geen GGZ-behandeling nodig. Dus zolang diegene die hier wel last van hebben het volhouden, dan moet ik het al helemaal volhouden.”

“Boosheid en strijdbaarheid helpen mij, omdat je dan weet waarvoor je knokt.”

Maar nu houden sommigen die jeugdzorg nodig hebben het helemaal niet vol. En zij, hun ouders, weten jou goed vinden. En jij bent als volksvertegenwoordiger niet of heel beperkt in de positie om die mensen te helpen.

“Dat is echt moeilijk. Anderhalf jaar geleden was de uitvaart van Romy. Dat heeft me heel erg aangegrepen. Haar moeder zocht me jaren geleden op: haar kind had echt hulp nodig, want het ging helemaal niet goed. En dat heb ik dus onder de aandacht gebracht: bij het ministerie van VWS, waar een apart loket is waar mensen terechtkunnen. Ik heb ook een aantal keer de toenmalige staatssecretaris aangesproken. En om de zoveel tijd kreeg ik weer een berichtje dat Romy toch niet bij een instelling terecht kon of dat het weer slecht ging. Jarenlang ben ik daar dus bij betrokken geweest. Maar je kunt als Kamerlid niet zelf voorrang bedingen voor iemand op een wachtlijst. Daar gaan de professionals over. Toen kwam het bericht van Romy zelf, haar aanvraag voor euthanasie was goedgekeurd. Omdat er geen hoop was. Dan krijg je echt een knoop in je maag. 

Ze is niet de enige jongere die ik ken, die niet meer leeft. Dat je dus bedenkt: voor jullie is het dus allemaal te laat.” 

Wat is de oplossing? De vraag naar lichte en zware jeugdzorg stijgt. En wat zegt het over onze samenleving dat we veel uiteindelijk vertalen in een zorgvraag?

“De bedoeling van de decentralisatie was natuurlijk dat jeugdhulp toegankelijker werd. Wat gebeurt er dan? Dan komen er steeds meer aanvragen binnen, vooral de relatief lichtere vorm van hulp stijgt.

Tegelijkertijd werd er fors bezuinigd op de rijksbijdrage aan gemeenten. Dat gebeurt nu weer, en dat zorgt ervoor dat gemeenten buurthuizen sluiten en sportverenigingen het moeilijk krijgen. Terwijl sporten jongeren kan helpen: even van huis, in een team samen leuke dingen doen. Er zijn forse problemen in het onderwijs, waardoor natuurlijk ook de vraag naar jeugdzorg toeneemt. We zien dat culturele instellingen het moeilijk hebben. En dan heb je natuurlijk ook nog dat er minder vaak buiten wordt gespeeld. Maar al deze dingen zijn wel het gevolg van politieke keuzes.”

De bezuinigingen op de buurthuizen zijn een direct gevolg van politiek. Maar zit er ook niet het enorme individualisme achter?  Heb je als politieke partij in die morele vragen ook een taak?

“Ja, dat denk ik wel. Ik weet nog die toespraak van Balkenende over de zesjescultuur in het hoger onderwijs. Hij suggereerde dat veel studenten niet meer hun best deden. Zonder aandacht voor studenten zoals ik: de eerste-generatie-studenten. Dan is het gewoon moeilijk om te studeren, zelfs als je hard je best doet en geen beperking hebt of iets anders dat je tegenhoudt. Daarmee suggereer je eigenlijk dat succes een keuze is. Op het moment dat dingen niet lukken, had je maar harder moeten werken. Daarmee doe je zo geen recht aan mensen die gewoon pech of problemen hebben en daardoor harder moeten werken voor misschien hetzelfde resultaat. 

Natuurlijk mag je verwachten dat politici nadenken over problemen en oplossingen. Maar mag je óók verwachten dat ze moreel leiderschap geven aan de samenleving. En dat laatste is, als je het mij vraagt, de afgelopen twintig jaar niet gebeurd. Waar wil je nou met ons land naartoe? Vinden we het oké dat mensen die het allemaal beter getroffen hebben het later beter gaan krijgen en hun kinderen ook?” 

Over mensen die het beter getroffen hebben: zijn het ook niet de middeninkomens die een rol spelen in de groei naar de vraag naar zorg?

“Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een paar jaar geleden in kaart gebracht waar die stijging vandaan komt. Voor een heel groot deel waren dat ouders die goed de weg weten te vinden. Die zien dat hun kind bijvoorbeeld vastloopt op school en kopen dan extra hulp in, want de rekening gaat naar de gemeente. Ik sla hem helemaal plat. Dat snap ik in een samenleving waarbij je wordt verteld dat succes je eigen keuze is. Die ouders willen natuurlijk ook allemaal het beste voor hun kinderen: een havo- of vwo-advies, en als het even kan naar de universiteit. Terwijl dat voor de kinderen niet altijd het beste is. 

Dat zie je ook met bijlessen die massaal worden ingekocht. Als jouw kind in een klas van dertig zit en niet de aandacht krijgt die het verdient, en je kan wat geld besteden waardoor je kind een betere toekomst krijgt. Natuurlijk, dan koop je commerciële bijlessen in. Maar betekent niet dat het goed is voor het collectief.” 

Stel, als jij bestuurder zou worden en de jeugdzorg moet afbakenen: aan welke gevallen ga je ‘nee verkopen’?

“Je moet volgens mij beginnen met de jongeren met de meest ingewikkelde complexe problemen. En daar hoort dus visie bij. Je moet niet het één afbouwen terwijl je niet werkt aan het andere. Hoe erg is het nu dat een kind geen havo- of vwo-advies krijgt, hè? In sportverenigingen is het ook zo dat er steeds meer nadruk komt te liggen op de selectieteams. Terwijl je eigenlijk wil dat de allerbeste trainers extra begeleiding bieden aan teams waarbij kinderen juist motorisch enorm achterlopen. Dat vraagt dus van de bewindspersoon om lef te tonen en knopen door te hakken. Dan houd je ook niet alle organisaties in het veld te vriend. En je vraagt wat mij betreft dus ook aan ouders om minder van je kinderen te vragen en te accepteren dat iemand sommige dingen niet zo goed kan. Ja, hoe erg is dat dan?”

Verwachten we gewoon te veel van mensen?

“Ik denk vooral dat er onrealistische verwachtingen zijn. Ik ben ook woordvoerder diversiteit en inclusie: een mooie portefeuille omdat je ziet dat iedereen talent heeft, op zijn of haar eigen manier. We missen heel veel talent in de samenleving, omdat de samenleving nu vooral wordt gemaakt door witte, goedopgeleide mensen. Zij bouwen een samenleving die past bij de manier waarop ze zelf zijn opgegroeid, zonder oog te hebben voor al die andere talenten die mensen hebben.”

Geldt dit ook voor de PvdA en GroenLinks?

“Ja.”

Wat kunnen we daaraan doen?

“Door veel meer oog te hebben voor diversiteit. Ik schreef tweeënhalf jaar geleden samen met mensen met een beperking een initiatiefnota. Die heet ‘Ons land is beperkt’. Daar zit een hoofdstuk in over onderwijs, openbaar vervoer, werk. Maar we hebben bewust ook een hoofdstuk over wat de politiek beter kan doen. En dat is het wegwerken van drempels. Bijvoorbeeld als je je wil kandideren voor een gemeenteraad, en je deels of helemaal afhankelijk van uitkering of toeslagen bent. Dan kan het maar zo zijn dat je daarop wordt gekort, omdat je voor raadswerk een vergoeding krijgt. En dat weerhoudt mensen dus. Of bijvoorbeeld vergaderingen aanpassen zodat mensen die blind of doof zijn ook kunnen meedoen.”

Waar liggen nu de grote kansen voor links? 

“Laten zien dat je een partij bent die openstaat voor iedereen. Mensen willen graag hun stem laten horen en ervaren dat er geluisterd wordt. En het beeld van ons wordt bewust geschetst, zeg ik erbij, dat wij een partij zijn die mensen vertelt wat ze moeten doen. We moeten heel duidelijk maken dat dit beeld niet klopt, dat we luisteren naar mensen en samen met hen ideeën ophalen om de samenleving beter te maken. Wij hebben hun kennis ook nodig. Ik kan niet in mijn eentje volksvertegenwoordiger zijn, ik heb de kennis en ervaringen van anderen nodig om mijn werk goed te kunnen doen.” 

“Als je niet uitkijkt, zijn we alleen maar bezig met de thema’s die onszelf raken.”

Maar het zit voor een deel ook in representatie: weinig praktisch opgeleide mensen op de lijst. Veel mensen binnen de linkse beweging zijn zelf relatief succesvol, en hebben niet per se het leed waar ze het over hebben, zelf meegemaakt. Is het realistisch dat je dat kunt veranderen?

“Dit vind ik een heel mooie vraag. We hebben een tijdje geleden een bijeenkomst georganiseerd met jongeren voor wie de politiek niet zo makkelijk te bereiken is, samen met Dwars en de Jonge Socialisten. Want ook bij onze jongerenorganisaties zie je dat als er een discussie is over het leenstelsel, wat alleen studenten raakt, dan is iedereen daar erg mee bezig. Maar bijvoorbeeld dat leerlingen in het praktijkonderwijs niet eens een OV-studentenkaart krijgen, daar is helemaal niemand mee bezig. Dus dat laat ook zien dat er bij ons ook een blinde vlek zit. Als je niet uitkijkt, zijn we alleen maar bezig met de thema’s die onszelf raken. Volgens mij is echte solidariteit juist dat je je verdiept in en opkomt voor mensen die niet op je lijken. In plaats van mensen die je goed kent, die hetzelfde profiel hebben. 

Na drie jaar lobbyen, vragen stellen en voorstellen indienen heb ik voor elkaar gekregen dat er een reiskostenvergoeding komt voor leerlingen in het praktijkonderwijs. Mbo’ers werden voorheen in de wet aangeduid als ‘deelnemers’. Door ons heten ze nu studenten. Dit soort dingen proberen wij langzaam te verbeteren. Het is lastig om met jongeren te spreken die niet studeren, want die zijn veel minder goed georganiseerd, ze krijgen daar ook niet zoveel ruimte voor. Ergens moet het wel beginnen: open staan, luisteren, vragen wat er nodig is. Je moet niet verwachten dat mensen zich wat van de politiek aantrekken als het niet andersom beter wordt georganiseerd. Als wij het nauwelijks hebben over het praktijkonderwijs en het vmbo, dan kan ik niet verwachten dat vmbo-leerlingen denken ‘nou, die politiek is er voor mij’.”

Wat is een boodschap die je nog belangrijk vindt om mee te geven?

“Dat politiek altijd dichtbij is. Als je ergens tegen aanloopt, en dat hoeft niet per se in de Tweede Kamer te zijn, dan kun je ook in de gemeente, op een school of bij een buurthuis actief worden. We kunnen met elkaar zoveel. Ik geloof er echt in dat we allemaal op onze eigen manier ons steentje kunnen bijdragen. Want de Tweede Kamer kan het niet alleen.”