Banningblog #16: “Solidariteit” moet geen inrichtingsverkeer zijn

“Solidariteit” moet geen inrichtingsverkeer zijn

Weinig woorden zijn zo verbonden met de sociaaldemocratie als “solidariteit”. Het begrip is een van de kernwaarden van de Banningvereniging, speelt een grote rol in het verkiezingsprogramma voor de komende verkiezingen en “tijd voor solidariteit” is een van de favoriete leuzen tijdens sociale demonstraties. Het is dan ook geen toeval – en geruststellend voor de fusiescepticus – dat de “voorzet” voor de beginselen van de nieuw te vormen sociaal-groene partij ook Tijd voor Solidariteit is genoemd.

Zoals wel meer sleutelbegrippen die de tand des tijds doorstaan, heeft “solidariteit” geen al te strak omlijnde betekenis. Wikipedia wijdt meerdere A4’tjes aan verschillende onderdelen en definities, en een rondje googelen levert ook een breed scala aan resultaten op, met de pagina’s “Solidariteit: wat is het en wat hebben we eraan?” en “De economische waarde van solidariteit” op de sites van respectievelijk “Mr Chadd” en D66 als hoogte- dan wel dieptepunten. Wel valt op dat solidariteit altijd als een deugd wordt gepresenteerd. In de woorden van het visiedocument: “In onze ideale samenleving waarderen we niet degenen die het best voor zichzelf kunnen zorgen, maar diegenen die ook naar anderen willen omkijken.”

Die flexibiliteit helpt natuurlijk in het lang populair houden van de term. Het paste goed in een “verheffingsvisie” op sociaaldemocratie: mensen met meer privilege moesten dat privilege, solidair, gebruiken om mensen die het minder hadden te helpen. Verschillen zijn daarbij niet per se een probleem, zolang degenen die meer hebben dat maar op de goede manier gebruiken. De visie op de samenleving en de verschillen daarin is veranderd: wie nu sociaaldemocratische stukken leest, valt vooral op dat de gelijkheid tussen mensen wordt benadrukt. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de term “lotsverbondenheid”, waarmee wordt benadrukt dat mensen, arm en rijk, vooral in hetzelfde schuitje zitten. Ook dan is solidariteit belangrijk: de problemen die je samen hebt, los je alleen samen op. Het gaat dan alleen niet primair om wat geprivilegieerden kunnen betekenen voor hun medemens met minder geluk, maar wat iedereen kan betekenen voor elkaar.

Solidariteit is dus een (ten minste) een tweeledig begrip: het gaat zowel om solidariteit van iedereen met elkaar, als specifieke opofferingen van geprivilegieerden aan mensen die het minder hebben. In het dagelijks taalgebruik, zeker tijdens verkiezingstijd, heeft echter de tweede vorm de overhand: het begrip wordt vooral gebruikt als het gaat om wat geprivilegieerden kunnen en moeten doen voor anderen, en niet om wat de samenleving allemaal voor hen doet. Zo is het bedrijfsleven opgeroepen solidair met de kwetsbare burger te zijn, de “rijke” landen binnen de EU om solidair te zijn met de arme, en de mensen voor wie corona minder bedreigend was solidair te zijn met de “kwetsbaren”. Met die oproepen ben ik het eens, maar er schuilt een risico in: door solidariteit alleen te zien als iets wat geprivilegieerden kunnen bieden, misken je dat juist zij op allerlei manieren profiteren van wat de rest van de samenleving voor ze doet. Het bedrijfsleven is succesvol bij gratie van een goed-opgeleide beroepsbevolking en een uitstekende infrastructuur, de rijke landen rijk mede ten koste van de arme landen en bij het opheffen van coronamatregelen profiteerden niet-kwetsbaren profiteerden van het risico dat anderen konden lopen. Deze opofferingen worden echter nooit solidariteit genoemd: kennelijk zijn die opofferingen vanzelfsprekend. In plaats van een begrip dat ons nader bij elkaar brengt, wordt solidariteit bij selectief gebruik juist tot iets dat kloven versterkt: de privileges van de rijken en machtigen zijn vanzelfsprekend, daarin delen is nobel, terwijl de opofferingen van anderen om tot die privileges te komen worden miskend.

Solidariteit is een klassiek begrip, en tegelijkertijd actueler dan ooit. Het verdient het een grote rol te spelen in het ideologisch vormgeven van een nieuwe partij, maar moet tegelijkertijd kritisch benaderd worden: als de opofferingen van de een vanzelfsprekend zijn, en die van de ander deugdzaam, worden tegenstellingen vergroot. Solidariteit moet geen eenrichtingsverkeer zijn.

Door Roel Becker