Van gelijk hebben, naar gelijk krijgen.
Laat de meerderheid van Nederland zich politiek in de luren leggen? Die conclusie kun je trekken uit het nieuwe boek ‘De prijs van ophef’ van Hendrik Noten. Hij betoogt dat er geen grote coalitie ontstaat voor herverdeling, omdat rechts via ophef hiervan de aandacht afleidt. Maar wat is er zo nieuw aan deze analyse? En werkt zijn oplossing?
Door Twan van Lieshout

Telkens als er een groot verdelingsvraagstuk speelt, komt er binnen een paar dagen een VVD’er die iets roept over Zwarte Piet en dan gaat het dáár vooral over, hoorde ik toenmalig PvdA-leider Lodewijk Asscher eens verzuchten. Het was 2017, het Malieveld stond vol actievoerende leraren. Rechts wist niet hoe snel ze het over integratie en migratie moest hebben. Een groter debat over herverdeling en stagnerende lonen bleef uit.
Het zijn dit soort strategieën die Hendrik Noten beschrijft in het boek De prijs van ophef, dat afgelopen juni uitkwam. Noten was eerder bekend van de bestseller Fantoomgroei, dat hij samen met de huidige Vrij Nederland-hoofdredacteur Sander Heijne schreef, waarin de vraag centraal stond waarom de economische groei van de laatste decennia niet eerlijker is verdeeld. Momenteel werkt Noten voor vakbond FNV, en daar start ook zijn boek.
De FNV was aan de verliezende hand in het debat over wie de enorme inflatie van de laatste jaren moest betalen. Want al snel na het oplopen van met name de energieprijzen na de Russische inval in Oekraïne, kwamen de werkgevers en rechtse opiniemakers met de zogenaamde loon-prijsspiraal, die veronderstelt dat hoge looneisen van werknemers ook weer leiden tot hogere prijzen, enzovoorts. Hoewel hier economisch weinig bewijs voor is, en de FNV dit ook naar voren bracht, bleef het begrip maar circuleren. Noten leerde dat gelijk hebben niet hetzelfde is als gelijk krijgen. Pas toen de FNV een alternatief muntte, namelijk graaiflatie (waarbij bedrijven de inflatiegolf aangrepen om hun prijzen extra te verhogen) wist de FNV het debat meer naar haar hand te zetten.
Noten noemt meer van zulke voorbeelden, waarin de werkelijkheid genuanceerder of juist omgekeerd ligt dan rechtse opiniemakers ons willen doen geloven. Deze mythen blijken verdraaid moeilijk de nek om te draaien. Nederland kent geen ongelijkheid? Wie in de cijfers duikt ziet dat sommige groepen ondanks de welvaartsgroei juist opmerkelijk armer zijn geworden. Luie Nederlanders? Nederland kent een uitzonderlijk lage werkloosheid, waarbij er in het totaal relatief veel arbeidsuren gemaakt worden. De parttime-cultuur van de deeltijdprinsjes en -prinsesjes? Uiteindelijk werken veel huishouders al jarenlang hetzelfde aantal uren. Als vrouwen meer uren gaan werken, zullen mannen minder gaan werken, omdat er altijd tijd besteed moet worden aan huishoudelijke taken en zorg voor het gezin en naasten. Een herverdeling die aan te moedigen valt, maar geen oplossing is voor het tekort aan arbeidskrachten dat Nederland momenteel kent. De opsomming van dit interessante recente onderzoek, deels uitgevoerd door Noten en zijn collega’s geeft inhoudelijke munitie tegen valse rechtse claims, en is zeker een reden om dit prettig leesbare boek ter hand te nemen. Maar zoals Noten in de inleiding constateert: de juiste feiten zijn op zichzelf niet voldoende.
“De beeldvorming, de framing, bepaalt het debat.”
Het is de algemene klacht van het boek: de beeldvorming, de framing, bepaalt het debat. En bepaalde beeldvorming wordt aangewakkerd door diegenen die hier financieel belang bij hebben. Zoals de agri-business. Of de grote uitzendbazen in een mooi hoofdstuk over distributieland Nederland. Of de VVD, die de rijke klasse uit de wind houdt. Noten brengt het als een groot inzicht. Dat is het niet. Het is alleen al terug te vinden in de referenties die Noten zelf opvoert. Zoals ‘flooding the zone with shit’, zoals Trump-ideoloog Steve Bannon zijn strategie noemde: om zoveel verwarring te creëren dat echte problemen ondersneeuwen. Of de boeken van Lippmann en Frankfurt die Noten verdienstelijk samenvat. En met gemak zijn er nog tal van andere beroemde denkers op dit terrein te noemen, zoals George Lakoff decennia geleden. In Socialisme & Democratie stond eind vorig jaar nog een inleidend artikel van Arjan Reuring over framing (‘Framing is zoveel meer dan een communicatietrucje’). Ook hier was de boodschap: ook al heb je het feitelijke gelijk aan je zijde, je wint deze strijd niet met het opdreunen van deze feiten, ook niet met een leuke slogan erbij. Maar wel met een goede ideologische boodschap die aansluit bij overtuigingen waarop kiezers (emotioneel) geraakt worden, en die mensen dan internaliseren, inclusief oplossing.
Het merkwaardige aan Notens beklag over framing, is dat de FNV de beeldvormingsstrijd rondom de lonen juist heel succesvol aanging. Graaiflatie, een bedacht woord, appelleerde aan het gevoel dat we met z’n allen al een tijdje werden genept door de inhalige supermarkten en de A-merken, juist in een periode waarin veel mensen moeite hadden de eindjes aan elkaar te knopen. En dat dit toch maar eens rechtgezet moest worden, in plaats van dat ingewikkelde economenverhaal over loonprijsspiralen. De FNV zette hier terecht een eigen campagne en team voor op. Zoals het ook allerlei framende begrippen als ‘casinopensioen’, ‘primarkpremie’, en onlangs de ‘buffelbonus’ probeerde te munten. Ook Noten kiest in zijn boek zijn feiten en beelden selectief. Zoals bij een economisch overzicht van de jaren ’80 en ’90 over de redenen voor een herziening van de verzorgingsstaat. Waarom wel een redelijk obscuur opiniestuk van toenmalige werkgeversvoorman Rinnooy Kan opvoeren, maar niet het relatief hoge aantal arbeidsongeschikten in die tijd? Klaag dan niet over beeldvorming, wees trots op je eigen successen, en probeer vooral de strijd ook op het gebied van framing actief aan te gaan.
“Misschien moet links zich minder beklagen over beeldvorming.”
De kern van het boek draait om de vraag of de klassieke links/rechts-tegenstelling over verdeling van de welvaart weer centraal kan komen te staan (Noten noemt dit ‘het juiste conflict’ aangaan, met de aanname dat er een objectief juist belang is, wat te betwijfelen valt). Getalsmatig behoren veel Nederlanders niet tot de rijkste groep. Volgens opinie-onderzoek is er een ruime meerderheid die minder ongelijkheid wil. Hoe dit thema dominant te krijgen, en te voorkomen dat rechts via beeldvorming deze discussie weet te omzeilen door al deze verdelingsthema’s uiteindelijk terug te brengen op cultuurpolitiek en met name integratie?
De aanzet hiertoe is in dit boek met de ontkrachting van een aantal rechtse economische mythen een goed begin. Stilistisch weet Noten dit soort moeilijke stof aantrekkelijk te presenteren. Ook het benoemen van de verdelende, soms feitenvrije en framende strategie van rechts kan helpen. Maar of dat niet hard, maar ‘dansend’, met ‘humor en opgewekt’, in een ‘vrolijke aanval’ moet, zoals Noten bepleit, is maar de vraag. Want de wat zoetsappige oplossing van Noten ligt in een aantal sympathieke waarden die uiteindelijk collectieven bij elkaar moeten brengen: ‘nuance’, ‘solidariteit’ en diepgaand het gesprek met elkaar voeren op basis van feiten (in dit geval: ‘deliberatie’). Ik zou het graag willen geloven, omdat de wereld er leuker op wordt. Maar uiteindelijk is dat vaak niet waarop mensen in actie komen. Dat zijn thema’s die ‘breed gedragen en (vooral) diep gevoeld’ zijn – ook een oude FNV-slogan. En die bovenal te begrijpen zijn, en emotie opwekken. Die zetten mensen aan tot actie of laten mensen in het stemhokje denken aan het juiste onderwerp en de bijbehorende partij. Misschien moet links zich minder beklagen over beeldvorming, maar zelf het heft in handen nemen, door vaker schande te spreken van een probleem dat iedereen raakt. Graaiflatie was daarvan een uitstekend voorbeeld.
Gelezen:
Hendrik Noten, De prijs van ophef. Waarom meer verdeeldheid leidt tot minder welvaart voor (bijna) iedereen, Amsterdam 2025.
