Op het projectiescherm in de Rode Hoed stond met grote letters ‘Banningvereniging’ en met kleinere letters ‘levensovertuiging’, ‘religie’ en ‘sociaaldemocratie’. Lodewijk Asscher hield de eerste Banninglezing, 21 februari 2018. Het was een interessant en bevlogen verhaal over de politieke uitdagingen van nu. Maar de verhouding tussen levensovertuiging, religie en sociaaldemocratie kwam niet aan bod. Terwijl de Banningvereniging juist daaraan zijn bestaansrecht ontleent.

Het woord ‘religie’ kwam uitsluitend voor in negatieve zin, namelijk als iets waartoe mensen niet gereduceerd mogen worden. Geen identiteitspolitiek. We zijn als mensen meer dan onze religie, etniciteit en afkomst. Daarover zei Asscher zinnige dingen. Hij vergeleek de identiteitspolitiek van de verzuiling in de tijd van Banning met die van nu en bepleitte een nieuwe doorbraak. Als mensen niet méér zijn dan onderdeel van een etnische of religieuze groep, valt de samenleving uit elkaar. Dan krijg je: stem op mij om wie jij bent, want bij mij ben je veilig. Identiteitspolitiek leidt nooit tot een ‘wij-samenleving’. Breek door deze nieuwe verzuiling heen, was Asscher’s boodschap. ‘Be a Banning’.

So far, so good. Maar wat is de rol van religie en levensovertuiging dan wél in zo’n uiteenvallende samenleving? Dat in 1946 een dominee het oprichtingscongres van de PvdA voorzat, toonde dat de doorbraak méér was dan: christenen, welkom, maar jullie levensovertuiging is een privézaak die buiten de politiek moet blijven. Integendeel, in het eerste beginselprogramma werd de inbreng ervan expliciet verwelkomd. En mede dankzij Banning werd zelfs de opdracht van kerken erkend om zich in de publieke discussie te mengen. Dat was niet in strijd met de scheiding tussen kerk en staat.

Ook met de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart in zicht was enige reflectie van Asscher op de huidige verhouding tussen levensovertuiging, religie en sociaaldemocratie wenselijk geweest. De dreun die de PvdA bij de Kamerverkiezingen van 2017 heeft gekregen heeft daar immers mee te maken.

Volgens het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) van het CBS van 2012 noemde toen 42% van de PvdA stemmers zich ‘gelovig’. Daar zaten veel moslims bij. Ook al zijn er (nog) geen vergelijkbare cijfers voor 2017, het staat vast dat veel mensen met een islamitische achtergrond toen geen PvdA gestemd hebben, terwijl de PvdA bij hen altijd veel meer stemmen trok dan welke andere partij ook. Zie de uitslag van 2017 in Amsterdam: de PvdA van 35.8% naar 8.3%, DENK van nul naar 6.9%. In Nieuw-West, waar veel mensen met een islamitische achtergrond wonen, de PvdA van 40.5% naar 7.2%, DENK van nul naar bijna 20%. In Rotterdam en Den Haag was DENK zelfs groter dan de PvdA. De gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart bevestigen hoezeer deze kiezers zich door de PvdA in de steek gelaten voelen.

Dit heeft overigens voor de PvdA nog een bijkomend effect. Behalve naar GroenLinks en D66 zijn in 2017 ook veel jongeren naar DENK overgestapt. Volgens het NKO 2017 had DENK zelfs veruit de jongste kiezers, met een gemiddelde leeftijd van nog geen 35 jaar. De PvdA-kiezer was toen gemiddeld bijna 60 jaar (alleen de aanhang van 50-Plus was ouder). En voor jongeren waren juist culturele thema’s belangrijk, schrijft het NKO 2017. Voor de DENK-kiezers telt dan uiteraard hoe Wilders van religie een politiek speerpunt heeft gemaakt.

De PvdA heeft zichzelf suf geanalyseerd, maar ook in het boek De neergang van de PvdA met interviews met 19 PvdA-prominenten vind ik geen reflectie op de rol van religie. In de uitvoerige index komen de woorden religie, godsdienst en ook islam niet voor. Een uitzondering is Fouad Sidali, wethouder in Culemborg, die wijst op de verwijdering van mensen die hun religie belangrijker vinden dan de ideologie van de PvdA. Sociaal-culturele thema’s zoals ritueel slachten doen er óók toe, naast de sociaal-economische zoals werk, wonen en zorg.

Waarom die blinde vlek voor levensovertuiging en religie, uiteraard in bredere zin dan alleen de islam? De eerste verklaring geldt niet alleen voor de PvdA: onwetendheid. In een groot deel van onze samenleving bestaat je reinste religieus analfabetisme. Ook politici en journalisten hebben vaak geen benul van wat religie in ons land nog betekent.

Eén van de oorzaken lijkt futiel maar is het niet: de gezaghebbende rapporten tonen voornamelijk percentages. Als volgens ‘God in Nederland’ (2016) 82 % van de bevolking zelden of nooit meer een kerk van binnen ziet, roept dat het beeld op van kerk en geloof als verwaarloosbare factoren. Maar als je de percentages van wat er wél nog is omrekent in aantallen en bovendien de jongeren meetelt (dat doen de meeste rapporten niet) zie je iets anders dan het stereotype beeld.

Ondanks de doorgaande krimp, met name in de twee grootste kerken – de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Rooms-Katholieke Kerk – gaan toch nog altijd ongeveer 1.4 miljoen mensen in Nederland één keer per maand of vaker naar de kerk. In een gemiddeld weekend zijn het er 1 miljoen en met kerstmis 3 miljoen. Zo’n 4 miljoen mensen geven zelf aan dat zij zijn aangesloten bij een christelijke kerk of groepering.

Deze gegevens zijn al weer twee jaar oud, maar vergelijk dit met de 300.000 leden van politieke partijen, van wie bovendien slechts een klein deel actief is. En het laatste CBS rapport (eind 2016) komt zelfs tot veel hogere cijfers van godsdienstigheid: de helft van de bevolking van 18 jaar en ouder rekent zich tot een ‘kerkelijke gezindte’. Dat is (anders dan de cijfers hierboven) inclusief 6 % andere religies, met als grootste groep de 4.9 % die zichzelf omschrijft als moslim.

Lopen de kerken leeg? Dit cliché behoeft correctie. Evangelische geloofsgemeenschappen trekken veel jongeren. Er zijn honderden migrantenkerken die veelal snel groeien. De behoudend-gereformeerden (ook enkele honderdduizenden) blijven constant. Het ledental van de PKN blijft dalen, maar plaatselijk zijn er veel nieuwe initiatieven. Hoeveel potentieel de kerken nog steeds hebben als sector in de civiele samenleving met een geheel eigen karakter wordt onvoldoende beseft.

De beeldvorming wordt trouwens ook te veel bepaald door de zogenoemde bible belt, alsof in heel kerkelijk Nederland de slang nog steeds echt gesproken heeft. In tal van kerken werden homoseksuele relaties al gezegend lang voordat ze voor de wet een huwelijk mochten heten. Kerkelijke mensen gaan relatief vaker naar de stembus en doen meer vrijwilligerswerk. De uitspraak van Straatsburg over de ‘bed, bad en brood regeling’ was een initiatief van de PKN, maar wie weten dat? Natuurlijk is er ook veel negatiefs, het plaatje is gedifferentieerd. Maar door die blinde vlek worden ook de veranderingen niet gezien. De sociale binding in de uitpuilende garagekerken in de Bijlmer is ook voor politici van belang, ongeacht of men zelf gelovig is of niet.

Naast onwetendheid is er een tweede verklaring van het gebrek aan reflectie in de PvdA en die slaat wel op de PvdA zelf. De intense discussie over geloof en politiek in de tijd van Banning heeft plaats gemaakt voor desinteresse en neerbuigendheid. Voorbeelden zijn de betutteling van godsdienst in de integratienota van 2009 (vooral de islam als probleem in ‘ons Nederland’), de slordigheid in de Tweede Kamer fractie in 2011 bij het onderwerp ritueel slachten (niet eerst goed overleg met de joodse en islamitische achterban), en in 2013 bij uitgerekend het thema ‘binding’ in de Van Waarde Resolutie geloof en levensbeschouwing alleen in negatieve zin (het vrijwaren van het seculiere, open en verdraagzame karakter van onze samenleving) benoemen.

En dan nu die slogans ‘Rechts met den bijbel’ en ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’. Mijn hemel. Waarom worden religieuze sleutelwoorden gekoppeld aan iets negatiefs, nl. een rechts beleid waartegen oppositie gevoerd moet worden? Mij stoort het mateloos. Maar het geeft ook aan dat het beeld van ‘de christenen’ versus de rest nodig moet worden gecorrigeerd. Christenen zijn niet alleen te vinden in het CDA, de CU en de SGP. In 2012 stemde volgens het CBS van de rooms-katholieken in Nederland 22% VVD, 16% PvdA en 10% CDA. Laten we mensen inderdaad niet reduceren tot hun religieuze overtuiging, zeg ik Asscher na.

Hopelijk hoeven we niet op de volgende Banning lezing te wachten voor serieuze reflectie op de relatie tussen levensovertuiging, religie en sociaaldemocratie.


Meer lezen? In de uitvoerige studie Kerkelijkheid en geloof in aantallen gaat de auteur uitvoerig in op de beeldvorming over kerk en geloof en de veranderingen in het kerkelijk landschap aan een nadere inspectie worden onderworpen. In het najaar organiseren het Netwerk PvdA en Levensovertuiging en de Banning Vereniging gezamenlijk een bijeenkomst waar Laurens Hogebrink – voormalig medewerker van de Nederlandse Hervormde Kerk en de PKN – met belangstellenden in gesprek gaat over zijn notitie. De auteur is lid van de PvdA.