Mieke Koenen schreef een uitvoerig gedocumenteerde en goed leesbare biografie over dichteres Ida Gerhardt, signaleert Herman Noordegraaf.

Cover Dwars tegen de keer
Mieke Koenen, Dwars tegen de keer. Leven en werk van Ida Gerhardt, Amsterdam 2014. Over Tijd en Taak en de AG, zie de pp. 140-153.

Op 23 juni 1936, in de jaren van economische crisis, publiceerde de werkloze classica Ida Gerhardt haar eerste gedicht in druk en wel in het blad Tijd en Taak. De titel van dit debuutgedicht was ‘Kinderspel’ en het laat al thema’s zien die ook in het latere werk van een van de grootste Nederlandse dichters uit de twintigste eeuw een rol zouden spelen: de verwevenheid van macro- en microkosmos en de betekenis van onbevangen aandacht. Ik ontleen deze gegevens aan de biografie die Mieke Koenen, universitair docent Latijn aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, over haar publiceerde.

Keuze voor het religieus socialisme
Deze uitvoerig gedocumenteerde en goed leesbare biografie van meer dan achthonderd bladzijden besteedt nadrukkelijk aandacht aan Gerhardts betrokkenheid bij Tijd en Taak. Dit blad voor religie en socialisme was nauw verbonden met de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers (de “AG” – de voorloper van de Banning Vereniging), een werkverband binnen de moedervereniging van de Woodbrookers in Barchem. Deze stond onder leiding van de vrijzinnig hervormde predikant W. Banning. Gerhardt was na haar afstuderen in 1933 lid geworden van de AG. Zij was afkomstig uit een vrijzinnig protestants gezin dat politiek liberaal was georiënteerd. De redenen voor haar keuze voor het religieus socialisme maakt Koenen niet helemaal duidelijk. Wellicht dat het de tijdsomstandigheden waren. In enige aangrijpende gedichten heeft zij de drie jaren van haar werkloosheid (en die van anderen) onder woorden gebracht. Daarnaast was er de invloed van haar vriendin en latere levenspartner Marie van der Zeyde die in haar studietijd, in 1932, lid van de AG was geworden. Marie schreef later over haar keuze:
‘In ’t laatst van mijn studententijd werd ik socialist. Niet zonder strijd, want socialist zijn, betekende toen nog iets. Het was een gewetensbeslissing en maatschappelijk niet zonder risico’s; je werd er ook door allerlei nette mensen wel op aangekeken.’

Gedichten in Tijd en Taak
In de periode 1933-1940 bezocht Ida alleen of met Marie cursussen in Barchem en Bentveld, waar de AG vormingscentra bezat. Marie publiceerde vanaf 1935 in Tijd en Taak, werkte vanaf 1936 mee aan cursussen van de AG en kwam in 1939 in vaste dienst. Zij verzorgde schriftelijke en mondelinge cursussen bij het door Banning binnen de AG opgerichte Centrum voor Geestelijke en Sociale Scholing. Omdat de AG in de oorlog werd opgeheven, moest zij een andere baan zoeken. Na de oorlog was zij nog jarenlang vaste medewerker van het blad. Anders dan Marie heeft Ida geen functies vervuld binnen de AG. Wel heeft zij tot in de jaren tachtig gedichten gepubliceerd in Tijd en Taak. Dat er in dit blad uitdrukkelijk ruimte werd ingeruimd voor gedichten was niet zomaar. Het had te maken met de visie dat socialisme zich richtte op een rechtvaardige economische orde, maar ook een zaak van religie en cultuur was en stond voor een brede persoonlijke vorming. Daarom staat ook in het hedendaagse Tijd&Taak altijd weer een gedicht. Ook in dit nummer!

Door Herman Noordegraaf, bijzonder hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit en voorzitter Trefpunt PvdA en Levensovertuiging