Tijdens de tweede bijeenkomst van de Banningleergang op 12 november 2014 sprak Menno Hurenkamp over het thema “Actieve solidariteit: decentralisatie en transities.” Deelnemer Jan Evert Keman doet verslag.

Deelnemers aan de Banningleergang discussiëren over de toekomst van de verzorgingsstaat. Foto: Jan Evert Keman
Deelnemers aan de Banningleergang discussiëren over de toekomst van de verzorgingsstaat op 12 november 2014.
Foto: Jan Evert Keman

PastedGraphic-1Allereerst stelde Hurenkamp de theorie van Marshall (Groot-Brittannië) over de drie lagen van burgerschap aan de orde. Die lagen zijn:

  1. het civiel burgerschap van gelijkberechtiging voor de wet
  2. het politiek burgerschap, ‘one man one vote’
  3. het sociaal burgerschap, dat inhoudt dat de eerste twee lagen slechts tot complete participatie van burgers kunnen leiden als allen voldoende mogelijkheid tot opleiding hebben gehad.

Sociale gelijkberechtiging is vanuit die optiek het sluitstuk van de emancipatie van de burger. Anders dan de eerste twee is het sociaal burgerschap geen ‘rustig bezit’, maar moet het steeds bevochten worden. In de politieke arena moeten bijvoorbeeld telkens afwegingen worden gemaakt tussen gemeenschapsbelang en individueel belang en tussen rechten en plichten van burgers ten opzichte van elkaar en tegenover de overheid. Bij de beoordeling van het idee van de participatiesamenleving is dat sociale burgerschap de ‘rode’ draad.

Voor de afweging van de keuzen bij het beoordelen van de participatiesamenleving besprak Hurenkamp drie invalshoeken: die van Kees Schuyt, die van Margo Trappenburg en die van Evelien Tonkens.

  1. Schuyts ‘noden en wensen’
    Schuyt maakt een onderscheid tussen ‘Noden en wensen’ bij de verantwoordelijkheid van overheid en individu voor de opleiding. Tot 16 jaar is het voor de samenleving noodzakelijk dat de overheid onderwijs voor allen faciliteert. Daarna is het aan de burger zelf wat zij of hij zelf wenst.
  2. Trappenburgs ode aan de verzorgingsstaat
    Trappenburg noemt de “verzorgingsstaat’ het hoogtepunt van de menselijke beschaving. Nooit in de geschiedenis was het participatieniveau zo hoog. Het verplaatsen van professionele naar vrijwillige ondersteuning in de zorg is het weggooien van het kind met het badwater.
  3. Tonkens herovering van de participatiesamenleving
    Tonkens vindt de participatiesamenleving ‘goed bedoeld’, maar slecht uitgewerkt.

Na Hurenkamps lezing gingen we in groepjes uiteen. De vraag van Menno Hurenkamp aan de groepjes was: welke invalshoek kiezen we voor de beoordeling van de participatie-samenleving? Er ontstond een levendige discussie die uiteenlopende stellingen opleverde. Van ‘de formele macht van de bureaucratie moet worden teruggedrongen,’ ‘het sociale compromis tussen rechten voor werknemers en het belang van een vrije markteconomie mag niet verloren gaan,’ de vraag ‘of de calculerende burger nog wel ruimte laat voor georganiseerde solidariteit’ tot de stelling ‘dat de grondwet ook in de lokale democratie gelijkberechtiging moet waarborgen.’

Nog meer discussie over de toekomst van de verzorgingsstaat tijdens de Banningleergang op 12 november 2014. Foto: Jan Evert Keman.
Nog meer discussie over de toekomst van de verzorgingsstaat tijdens de Banningleergang op 12 november 2014.
Foto: Jan Evert Keman.

Ook na de bespreking in vier groepen was er een aardige diversiteit aan conclusies: De “inhoud” van Schuyt combineren met de “strategie’ van Tonkens, waarbij handhaving van regels in de sociale zekerheid essentieel is. Of de “Noden” van Schuyt combineren met de “Wensen” van Trappenburg.

In zijn reactie brak Menno een lans voor de visie van Trappenburg: Hij benadrukte het belang van ‘volwaardige’ voorzieningen in plaats van het idee van Schuyt om van een overheidsrol voor meer dan basisvoorzieningen af te zien. Kijk maar eens wat dat voor de sociale samenhang in de VS betekent. Vanuit de zaal werd opgemerkt dat de solidariteit van de middengroepen noodzakelijk is voor de houdbaarheid van een sociale samenleving en dat het daarom belangrijk is dat ook de middengroepen voor voorzieningen in aanmerking komen. Uiteindelijk bleken Trappenburgs idealen toch breed te worden gedragen.

Ten slotte werd, mijns inziens zeer terecht, opgemerkt dat voor het slagen van een meer participatieve, sociale samenleving versterking van de lokale democratie, ook van de gemeenteraad, van groot belang is. Sterker, het is het onderzoeken waard of het vergroten van de verantwoordelijkheid van gemeenten voor organisatie en uitvoering van zorg voor ouderen en jongeren en werkgelegenheid niet ook een impuls kan zijn voor het belang dat kiezers hechten aan gemeenteraadsverkiezingen. Er valt dan weer iets te kiezen op lokaal niveau.

Dat de discussie ondanks soms zeer uiteenlopende visies geanimeerd verliep moge blijken uit enkele snapshots die ik hierbij voeg.

Door mijn zelf gezochte taak als verslaggever heb ik, geheel tegen mijn gewoonte in, vrijwel niets aan de discussie bijgedragen. Dat viel mij natuurlijk “zwaar,” maar was voor mij persoonlijk misschien nog wel leerzamer dan de toch ook heel boeiende bijeenkomst.

door Jan Evert Keman